This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Fragewörter, Großschreibung und Zahlen
wie = wer
wat = was
waar = wo
waarheen = wohin
waarvandaan = woher
hoe = wie
wanneer = wann
waarom = warum
welk(e) = welche
elf, zwölf, dreizehn, vierzehn,
fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn,
neunzehn, zwanzig
Wat valt je op?
Luister naar het volgende filmpje.
Let op! Aan het einde volgt een vraag