Normtempo: Kap. 5: 5 - 6 - 7 - 8 - 9
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
wie = wer
wat = was
waar = wo
waarheen = wohin
waarvandaan = woher
hoe = wie
wanneer = wann
waarom = warum
welk(e) = welche
elf, zwölf, dreizehn, vierzehn,
fünfzehn, sechzehn, siebzehn, achtzehn,
neunzehn, zwanzig
Wat valt je op?