Formuleren en spelling

Welkom!
Fijn dat je er bent.

Pak je spullen:
  • lesboek
  • pen of potlood
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Fijn dat je er bent.

Pak je spullen:
  • lesboek
  • pen of potlood

Slide 1 - Slide

Deze les
  • 1e lesuur: spelling en formuleren
  • 2e lesuur: fictie lezen 

Je leert:
Volledige zinnen maken (die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken).

Slide 2 - Slide

het is november dus Sinterklaas is weer in het land dat vind ik leuk want ik hou veel van cadeaus gezelligheid en pepernoten

Slide 3 - Slide

Voorbeeld
Het is november dus Sinterklaas is weer in het land. Dat vind ik leuk, want ik hou veel van cadeaus, gezelligheid en pepernoten.

Slide 4 - Slide

Hoofdletters & leestekens
Voor het gebruik van hoofdletters en leestekens in de zin gebruik je een aantal regels:
  • Een tekst bestaat uit zinnen.
  • Elke volledige zin heeft een onderwerp + persoonsvorm.
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
  • Aan het einde van de zin staat een leesteken.
  • Een gewone zin eindigt met een punt. Ik hou van speculaas.
  • Een vraagzin eindigt met een vraagteken. Wil jij voor mij cadeaus kopen?
  • Bij een uitroep gebruik je een uitroepteken. U bent mijn favoriete docent!

Slide 5 - Slide

Even oefenen
was jij gisteren met jouw zusje in middenwaard

Slide 6 - Slide

Voegwoord
Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een voegwoord, 
zoals als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat of zodra.

Ik hou van de herfst, omdat ik dol ben op regen.
Ik hou van de herfst. Omdat ik dol ben op regen.*
Ik hou van de herfst. Ik ben dol op regen.
Omdat ik dol ben op regen hou ik van de herfst.

Slide 7 - Slide

Hoofdletters
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
  1. .............................................................................................................
  2. .............................................................................................................
  3. .............................................................................................................

  • Hoe zit het met dagen, maanden, seizoenen en windstreken?

Slide 8 - Slide

Je eindigt een zin met:
  1. .............................................................................................................
  2. .............................................................................................................
  3. .............................................................................................................

Wanneer plaats je een komma?

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdrachten uit het werkboekje.
Hoe? Zelfstandig (dus in stilte), antwoorden noteer je op het blad. 
Hulp? Je weet 't - BBB
Tijd? 20 minuten, inclusief nakijken. 
Uitkomst? Lastige opdrachten bespreken we achteraf.
Klaar? Laat het zien en haal een nakijkvel op. Je gaat zelfstandig nakijken. 
Ook klaar? Maak de puzzel. 

Slide 10 - Slide

Heb je een vraag?
We bespreken de opdrachten waar je een vraag over hebt. 


Slide 11 - Slide

Je hebt geleerd:
Volledige zinnen te maken (die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken).

Slide 12 - Slide

Breinbreker
Keesje houdt van appeltaart bakken en haken.

Wat staat hier?
  • Plaats een komma zodat de betekenis verandert.

Slide 13 - Slide



We lezen:
Films die nergens draaien, 
van Yorick Goldewijk

Slide 14 - Slide