Eline Vere - Louis Couperus
1] En er rees in hem een vreemde verwondering op, een verwondering, dat een mens steeds zichzelve, steeds zijn eigen individu was, zonder zich ooit te kunnen verwisselen in de persoonlijkheid van een ander. [2] Dikwijls, zonder de minste aanleiding, doemde die verwondering bij hem op, te midden van de vrolijkheid der anderen en zij vulde hem met een grote verveling bij de gedachte aan het onherroepelijke noodlot, dat hij steeds Vincent Vere was en wezen zou, dat hij nimmer herboren [8] kon worden in een geheel ander schepsel, dat ademde onder geheel andere omstandigheden in een geheel andere kring. [3] Hij zou gaarne verschillende gemoedslevens hebben doorleefd, in verschillende eeuwen hebben bestaan in telkens wisselende metamorfosen zijn geluk hebben willen zoeken. [4] En dat verlangen scheen hem tegelijkertijd zo kinderachtig, om de bespottelijke onmogelijkheid, als zeer verheven, om de grootste onbereikbaarheid, die het omvatte, en hij meende dat niemand dan hij zulke verlangens koesterde en gevoelde zich zeer hoog boven andere mensen geplaatst. . . [5] In die mijmering was het hem, of de drie anderen zeer ver van hem waren, als van hem gescheiden door de nevel van rook. . . [6] Een gevoel van lichtheid doorzweefde eensklaps zijn hersenen;het werd, of hij elk voorwerp met heller kleuren zag, hun gelach en gepraat harder hoorde klinken in zijn oor, als op een plaat van metaal, de geur van de tabak, vermengd met een aroom van gestorte wijn, in meerdere scherpte rook, terwijl de aderen in zijn slapen en zijn polsen klopten, alsof zij barsten zouden. . . [7] Die prikkeling van zenuwen duurde enige seconden; toen zag hij de jongelui hem lachend aanzien, en ofschoon hij niets begrepen had van wat zij gezegd hadden, lachte hij zachtjes mee, om hen te doen geloven, dat hij in hun scherts meestemde.