Lezen - Feiten, menigen en argumenten

Feiten, meningen en argumenten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.
Je leert meningen herkennen en begrijpen.
Je leert de letters A, F en M in gebarentaal.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Feit
Je kunt dit controleren.

Mijn docent LO heeft blond haar.
Geldrop heeft  28.000 inwoners.

Slide 4 - Slide

Mening
Wat iemand vindt.
Je kan het eens of oneens zijn met een mening.

Ik hou van sporten.
Mijn vader vindt dit een mooi gebouw.

Slide 5 - Slide

Argumenten
Uitleggen waarom je iets vindt.
Signaalwoorden: omdat, want, daarom, namelijk...

Ik hou van sporten, omdat ik dan mijn energie kwijt kan.
Ik vind dit gebouw mooi, want het heeft mooie vormen.



Slide 6 - Slide

Hoe herken je ze nu?
  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: het is een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je vaak aan: Ik vind..., Volgens mij....
  • Een argument herken je aan: want, omdat, daarom, namelijk 

Slide 7 - Slide

Feit of mening?

School is nooit saai.

Slide 8 - Slide

Feit of mening?

Vandaag is het donderdag.

Slide 9 - Slide

Feit of mening of argument?

Uitlaatgassen zijn ongezond voor de mens.

Slide 10 - Slide

Feit of mening of argument?

De zon schijnt.

Slide 11 - Slide

Feit, mening of argument?

..., omdat het zo'n lekker weer is. 

Slide 12 - Slide

Feit, mening of argument?

Ik vind het raar docenten met u aan te spreken.

Slide 13 - Slide

Feit, mening of argument?

Omdat hij zo'n goede minister president is, ...

Slide 14 - Slide

Feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.


Slide 15 - Slide

Aan de slag

XH2A: Deeltoets H4 Lezen maken op papier
XM2A: Deeltoetsen H6 Taalverzorging maken
Nakijken via Teams

Slide 16 - Slide