What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
grammatica zinsdelen
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat weet jij allemaal nog?
grammatica zinsontleding
Slide 2 - Slide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
De coach =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 4 - Quiz
De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
De nieuwe tactiek=
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 5 - Quiz
De coach legde de selectiespelers gisteren de nieuwe tactiek uit.
De selectiespelers =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 6 - Quiz
Jan heeft een rode roos aan Lies gegeven voor haar verjaardag.
rode roos =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Quiz
Jan heeft een rode roos aan Lies gegeven voor haar verjaardag.
voor haar verjaardag =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 8 - Quiz
Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp
Slide 9 - Quiz
Met welke vraag kun je het lijdend voorwerp vinden in de zin?
A
wie/wat + WG + O
B
wie/wat + WG
C
wie/wat + WG + O + MW
D
wie/wat + WG + PV
Slide 10 - Quiz
Met welke vraag vind je het meewerkend voorwerp in deze zin: 'De ober overhandigde de directeur de rekening'?
A
voor wie overhandigde de rekening de directeur?
B
aan wie overhandigde de directeur de rekening?
C
waaraan overhandigde de ober de directeur?
D
aan wie overhandigde de rekening de directeur?
Slide 11 - Quiz
4. Het WG bestaat uit:
A
PV
B
PV en alle andere werkwoorden
C
PV en betekenisvolle werkwoorden
D
PV en splitsbare werkwoorden
Slide 12 - Quiz
Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school
A
fiets(1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school
Slide 13 - Quiz
Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quiz
Zoek bwb uit deze zin:
In al die jaren heeft de auto hetzelfde uiterlijk gehad.
A
in al die jaren-bwb
B
hetzelfde uiterlijk
C
geen bwb
D
geen
Slide 15 - Quiz
Zoek bwb uit deze zin:
In al die jaren heeft de auto hetzelfde uiterlijk gehad.
A
in al die jaren-bwb
B
hetzelfde uiterlijk
C
geen bwb
D
geen
Slide 16 - Quiz
Je wenst tijdens het kerstmenu iedereen
smakelijk eten.
Tijdens het kerstmenu=
A
ow
B
lv
C
mw
D
bwb
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
Wat weet je nog?
August 2018
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zinsontleding herhaling VWO 2
January 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
grammatica Havo 2 Herhalen redekundig
September 2017
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2,3
Herhaling grammatica
June 2020
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
190520 Herhaling grammatica + LV
May 2019
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 7 Grammatica woordsoorten
April 2020
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
grammatica zinsdelen benoemen t2
January 2020
- Lesson with
18 slides
Proeftoets grammatica 3e editie 3 hv
October 2019
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3