Schildklieraandoeningen en medicatiebewaking

Zet de namen van de processen van de menstruatiecyclus op de juiste plek
Menstruatie
Follikelrijping
Ovulatie
baarmoederslijmvlies wordt dikker
Menstruatie
1 / 20
next
Slide 1: Drag question
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Zet de namen van de processen van de menstruatiecyclus op de juiste plek
Menstruatie
Follikelrijping
Ovulatie
baarmoederslijmvlies wordt dikker
Menstruatie

Slide 1 - Drag question

This item has no instructions

Welk hormoon doet wat bij de menstruatiecyclus?
Zorgt voor de ovulatie
Stimuleert rijping van follikel en aanmaken oestrogeen
Stimuleert het dikker worden van baarmoederslijmvlies en zorgt voor de piek in LH
Stimuleert dikker baarmoederslijmvlies en dat het blijft, maar remt de hypofyse
LH
FSH
Oestrogeen
Progesteron

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Schildklieraandoeningen en medicatiebewaking

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat de oorzaak en gevolgen van schildklieraandoeningen zijn, het verschil tussen thyreomimetica en thyreostatica benoemen en bij welke aandoeningen deze worden ingezet en het belang van een goede medicatiebewaking - vooral contra-indicaties en interacties - van deze geneesmiddelen benoemen.

Slide 4 - Slide

Introduceer de leerdoelen van deze les.
Wat weet je al over schildklieraandoeningen?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De functie van de schildklier is
A
het reguleren van de stofwisseling
B
het produceren van geslachtshormonen
C
het produceren van groeihormonen
D
het reguleren van de voortplanting

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Schildklier en schildklieraandoeningen
De schildklier produceert hormonen, o.a  levothyroxine, die essentieel zijn voor de stofwisseling en groei. Schildklieraandoeningen kunnen leiden tot een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie) of een te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie).

Slide 8 - Slide

Leg uit wat de schildklier is en wat er gebeurt bij schildklieraandoeningen.
Hyperthyreoïdie
  • Te sterke werking schildklier
  • Mager en nerveus
  • Uitpuilende oogbol

Oorzaak:
  • vergroting schildklier (struma)
  • ziekte van Graves (auto-imuunziekte)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hypothyreoïdie
  • Te traag werkende schildklier
  • Vermoeidheid
  • Koud
  • Haaruitval

Oorzaak;
  • ziekte van Hashimoto (auto-immuunziekte)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Thyreomimetica en thyreostatica
Thyreomimetica bootsen de werking van schildklierhormonen na en worden gebruikt bij tekorten. Thyreostatica remmen juist de schildklierhormoonproductie en worden gebruikt bij een teveel aan hormonen.

Slide 11 - Slide

Leg het verschil uit tussen thyreomimetica en thyreostatica en wanneer deze worden ingezet.
Wat zijn thyreomimetica?
A
Stoffen die de werking van de schildklier nabootsen.
B
Stoffen die de werking van de bijnieren nabootsen.
C
Stoffen die de werking van de pancreas nabootsen.
D
Stoffen die de werking van de nieren nabootsen.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke aandoening worden thyreomimetica gebruikt?
A
Hyperthyreoïdie (overactieve schildklier)
B
Hypothyreoïdie (te trage functie van de schildklier)
C
Diabetes type 1 (insulineafhankelijke diabetes)
D
Astma (chronische ontsteking van de luchtwegen)

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een contra indicatie is...
A
een ernstige overdosering
B
reden om een gnm niet te gebruiken.
C
een reactie van 2 gnm op elkaar
D
een ongewenste werking op een gnm

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Contra-indicaties
Bij sommige aandoeningen en medicijnen mogen thyreomimetica of thyreostatica niet worden gebruikt. Zo zijn thyreomimetica gecontra-indiceerd bij hart- en vaatziekten.

Slide 15 - Slide

Beschrijf de belangrijkste contra-indicaties van deze medicatie.
Interacties
Thyreomimetica en thyreostatica kunnen interactie hebben met andere medicijnen en voedingsmiddelen. Zo kan een hoge calciuminname de werking van thyreomimetica verminderen.

Slide 16 - Slide

Leg uit wat medicatie-interacties zijn en geef enkele voorbeelden bij deze medicatie.
Opdracht 10 (uit werkboek)
Lees hoofdstuk 23 van Farmacotherapie voor AA goed door en maak je een kort verslag (minimaal 150 woorden) waarin je de volgende punten uitlegt. Bedenk dat je dit ook aan een patiënt moet kunnen vertellen, dus schrijf het begrijpelijk voor je zelf op. Lever het verslag in via teams. 

Je kunt: 
  • de oorzaak en gevolgen van schildklieraandoeningen uitleggen. 
  • het verschil tussen thyreomimetica en thyreostatica benoemen en bij welke aandoeningen deze worden ingezet; 
  • het belang van een goede medicatiebewaking – vooral contra-indicaties en interacties  – van deze geneesmiddelen benoemen. 

 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is de functie van de schildklier?
A
Regulatie van de bloedsuikerspiegel
B
Productie van schildklierhormonen
C
Vorming van rode bloedcellen
D
Stimulatie van de nierfunctie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van schildklieraandoeningen?
A
Erfelijke factoren en leeftijd
B
Dieet en lichaamsbeweging
C
Blootstelling aan zonlicht en luchtvervuiling
D
Stress en gebrek aan slaap

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen thyreomimetica en thyreostatica?
A
Thyreomimetica bootsen de werking van de schildklier na, terwijl thyreostatica de werking remmen.
B
Thyreomimetica remmen de werking van de schildklier, terwijl thyreostatica de werking stimuleren.
C
Thyreomimetica zijn geneesmiddelen, terwijl thyreostatica voedingsmiddelen zijn.
D
Thyreomimetica worden gebruikt bij hyperthyreoïdie, terwijl thyreostatica worden gebruikt bij hypothyreoïdie.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions