This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
zinsdelen onderscheiden
onderwerp, persoonsvorm, zinsdelen verplaatsen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is de pv en het onderwerp in deze zin?
De rechercheur heeft vanmiddag om 3 uur een afspraak met de verdachte.
Verdeel samen in zinsdelen.
Slide 3 - Slide
Verdeel in zinsdelen. Juf Els houdt een stapel papieren in de lucht.
Slide 4 - Open question
Wat is de pv? Juf Els houdt een stapel papieren in de lucht.
Slide 5 - Open question
Verdeel in zinsdelen. De juf schudt lachend haar hoofd.
Slide 6 - Open question
Wat is de pv? De juf schudt lachend haar hoofd.
Slide 7 - Open question
Verdeel in zinsdelen. Snel klopt het hart van Sjoerd.
Slide 8 - Open question
Wat is de pv? Snel klopt het hart van Sjoerd.
Slide 9 - Open question
haar ring met robijn.
in het grijze doosje.
Vandaag
leeg.
in alle hoeken.
De hele slaapkamer
spoorloos.
blijft
De ring
ze.
doorzoekt
kijkt
Oma tuin
het doosje
is
hoort
De ring
Oma Tuin
zoekt
persoonsvorm
onderwerp
Slide 10 - Drag question
Waar is de zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
Vandaag\viert Luna's\ broertje\zijn verjaardag.
B
Vandaag\viert\Luna's broertje\zijn verjaardag.
C
Vandaag viert\Luna's broertje zijn\verjaardag.
D
Vandaag\viert\Luna's broertje zijn verjaardag.
Slide 11 - Quiz
Waar is de zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
Hij/en zijn vriendjes/ speuren/naar een schat/ in het park.
B
Hij en zijn vriendjes/speuren naar/ een schat in het park.
C
Hij en zijn vriendjes /speuren/naar een schat/in het park.
D
Hij/en zijn vriendjes/ speuren/naar een schat in het park.
Slide 12 - Quiz
Waar is de zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
Luna/bevestigt de schat/aan de onderste/ tak van een struik.
B
Luna/bevestigt/de schat aan/de onderste tak/van een struik.
C
Luna bevestigt/de schat aan/de onderste tak van een struik.
D
Luna/bevestigt/de schat/aan de onderste tak van een struik.
Slide 13 - Quiz
Waar is de zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
De schat/is/een kistje met kostbare inhoud.
B
De schat is/een kistje/ met kostbare inhoud.
C
De schat/is/een kistje/ met kostbare inhoud.
D
De schat is een kistje/ met kostbare/inhoud.
Slide 14 - Quiz
Schrijf de zin in een andere, kloppende volgorde (meerdere volgordes zijn goed). VOORBEELDEN Ik loop naar school. Naar school loop ik. Loop in naar school?
Slide 15 - Open question
Schrijf de zin in een andere, kloppende volgorde (meerdere volgordes zijn goed). U was uw ring met saffier een paar dagen kwijt.
Slide 16 - Open question
Schrijf de zin in een andere, kloppende volgorde (meerdere volgordes zijn goed). Ik leende de ring vorig weekend voor de verjaardag van Tigo
Slide 17 - Open question
Schrijf de zin in een andere, kloppende volgorde (meerdere volgordes zijn goed). Helaas vergat ik het te vragen.
Slide 18 - Open question
Schrijf de zin in een andere, kloppende volgorde (meerdere volgordes zijn goed). Ik had u natuurlijk op de hoogte moeten brengen.