Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie

Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie

Dinsdag 10 september 2024
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie

Dinsdag 10 september 2024

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik gisteren: Wat weet je nog?
Verhaalanalyse: Wat is het?
Genres: Welke zijn er? Welke trekken jou aan?
Duik in de wereld van literatuur: Wat weet jij al?
Perspectief: Wat is het?
Opdracht maken: Toine Hermans - Op zee

Slide 2 - Slide

Terugblik gisteren
Wat hebben we gedaan?

Boekvoorstel:
Vanaf maandag 16 september: leesboek mee naar de les

Slide 3 - Slide

Genres
  1. Wat is een genre?
  2. Naar welk genre muziek luister je wel eens?
  3. Welke genre boeken zijn er allemaal, denk je?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opdracht in tweetallen
  1. Leg in eigen woorden uit waarom het belangrijk is om je als lezer te realiseren bij wie in het verhaal het perspectief ligt.
  2. Waarom zou een schrijver kiezen voor een onbetrouwbare verteller?
  3. Welk genre lees je momenteel of zou je willen lezen?
  4. Leg uit wat perspectief te maken heeft met spanning in een verhaal.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Verhaalanalyse
Analyse ?
  •  van de structuur - compositie - samenhang....
  • opbouw/indeling - samenstelling - met elkaar te maken hebben
  • .....van een verhaal
  • Hoe zit een verhaal in elkaar?
Reader: blz. 4 e.v.

Slide 8 - Slide

Drie soorten vertellers
  • Auctoriale vertelsituatie: verteller speelt GEEN rol in het verhaal. ---> alwetende (hij/zij-vorm)
  • Personale vertelsituatie: personage speelt WEL een rol in het verhaal. ---> ik-perspectief / hij/zij-perspectief
  • Meervoudig perspectief
  • Perspectiefwisseling
Reader, blz. 6+7

Slide 9 - Slide

Wat is fictie?
A
Waargebeurd
B
Niet-waargebeurd

Slide 10 - Quiz

Fictie en stijl
Fictie verwijst naar verzonnen verhalen, terwijl stijl 
  • de manier is waarop een auteur zijn verhaal vertelt.


Slide 11 - Slide

Je hebt een flat character en round character. Wat is het verschil?
A
round character is complexer
B
round character verandert in het verhaal
C
flat character heeft slechts één eigenschap

Slide 12 - Quiz

Karaktertypen
Een round character is complex en verandert in de loop van het verhaal, terwijl een flat character slechts één eigenschap heeft.

Slide 13 - Slide

Wat is geen voorbeeld van een perspectief?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
men-perspectief

Slide 14 - Quiz

Perspectief in literatuur
Het perspectief verwijst naar de manier waarop het verhaal wordt verteld, zoals ik-perspectief, personaal perspectief en alwetende verteller.

Slide 15 - Slide

Wat houdt setting in?
A
plaats-tijd-omstandigheden-ruimte
B
plaats-tijd-personen
C
plaats-tijd-ruimte
D
plaats-omstandigheden-ruimte

Slide 16 - Quiz

Setting en spanning
De setting omvat plaats, tijd, omstandigheden en ruimte, terwijl spanning 
  • de opbouw van emotie en anticipatie in een verhaal is.

Slide 17 - Slide

Wat houdt de vertelde tijd in?
A
De tijd die nodig is om het verhaal te vertellen.
B
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
C
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt.

Slide 18 - Quiz

Verteltijd en vertelde tijd
Verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen, terwijl vertelde tijd de tijd is die in het verhaal verstrijkt.

Slide 19 - Slide

Wat zijn voorbeelden van verteltechnieken?
A
Flashback
B
Open plekken
C
Vertraging
D
A+B+C

Slide 20 - Quiz

Verteltechnieken en motieven
Flashback, flashforward, chronologisch, vooruitwijzing, vertraging en open plekken zijn verteltechnieken, terwijl verhaalmotieven 
  • terugkerende elementen in een verhaal zijn.

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
Lezen: tekst 'Op zee' van Toine Hermans
Maken: bijbehorende opdrachten
Mag in tweetallen, maar rustig werken.
We bespreken de antwoorden na 30 minuten.
Binnen 30 minuten klaar? Spellingsopdracht op bureau / lezen in reader.
timer
30:00

Slide 22 - Slide