Literatuur herhalen 1

Literatuur herhalen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Literatuur herhalen

Slide 1 - Slide

Programma
-Opdrachten controleren + nakijken
10 min
-Herhalen literatuur
5 min
-TW2
20 min
-Zelfstandig oefenen


35 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kent belangrijke begrippen uit de verhaaltheorie (narratologie) en weet wat de functie van bepaalde verhaaltechnieken is;
  • Je kan begrippen uit de narratologie toepassen bij het bespreken van een verhaal;
  • Je kan uitleggen wat de functie en het effect van verteltechnieken zijn;
  • Je kan zelf de werking van verteltechnieken ontdekken. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Slide

Literaire genres
Genre --> soort verhaal.
Lyriek --> poëzie en liedteksten.
Epiek --> verzamelnaam voor alle verhalende literaire teksten. 
Literair proza --> de vernieuwde naam van epiek
Dramatiek --> toneel en film. 
Mythen --> verhalen over (half)goden en helden en geven een verklaring voor de onbegrijpelijke werkelijkheid. 
Legenden --> vertellen over levens van heiligen en wonderen. 
Sagen --> fantasy-achtige verhalen over mystieke zaken.
Sprookjes --> moralistische volksverhalen waarin het goede met het kwade strijdt. 
Fabels --> dierenverhalen waarin mensen een spiegel wordt voorgehouden. 
Avonturenromans --> boeken waarin veel gebeurt. 
Psychologische romans --> gaan vooral om de binnenwereld van een personage. 
Ideeënromans --> de visie op de werkelijkheid is belangrijker dan de ontwikkeling van de personages. 
Zeer kort verhaal --> verhaal van maximaal 500 woorden.
Kort verhaal --> tja... 
Novelle --> te lang voor een kort verhaal, te kort voor een roman, meestal 100 pagina's. 
Roman --> boek. 

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil in hoofdpersonen en bijpersonen?

Slide 6 - Open question

Wat is het verschil in verteltijd en vertelde tijd?

Slide 7 - Open question

Vertellen van verhalen

Hoofdpersonen --> complete karakters, maken complete ontwikkeling door.
Bijfiguren --> hebben een dienende rol, worden nauwelijks uitgewerkt. 
Expliciete karakterisering --> verteller geeft direct informatie over het karakter. 
Impliciete karakterisering --> de lezer ontdekt zelf het karakter van het personage. 
Plot --> de gebeurtenissen in een verhaal.
Verhaalstructuur --> structuur van een verhaal - vaak chronologisch en logisch. 
Terugblikken --> er wordt naar een gebeurtenis vooruitgekeken. 
Vooruitwijzing --> er wordt naar een gebeurtenis vooruit gewezen. 
Causaliteit --> logisch verband in oorzaak-gevolg. 
Verteltijd --> hoelang in zinnen erover gedaan wordt om een gebeurtenis te beschrijven. 
Vertelde tijd --> hoeveel tijd er in het boek voorbij gaat. 
Tijdsvertraging --> tijd oprekken om de spanning te behouden. 
Ruimte / setting --> waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 8 - Slide

Sleep de perspectieven naar de juiste uitleg
Het verhaal is in de ik-vorm geschreven
Het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven.
Het perspectief ligt het ene hoofdstuk bij die persoon en het volgende hoofdstuk bij iemand anders.
Wisselend perspectief
Ik-perspectief
Hij/zij-perspectief

Slide 9 - Drag question

Ik-perspectief 
Hij/zij-perspectief 
Alwetend perspectief 
Wisselend perspectief 
Je weet niet wie het verhaal vertelt, het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven. 
Meerdere personen krijgen het woord. Verteller is onderdeel van het verhaal. 
De verteller staat boven het verhaal, hij doet niet mee. Je leest de beleving vanuit meerdere personages. 
Je leest mee vanuit de hoofdpersoon. Je leest over zijn/haar gedachten en gevoelens. 

Slide 10 - Drag question

ik-perspectief
personaal perspectief
auctoriaal perspectief
Hij liep naar de supermarkt en dacht aan wat hij ging eten.

Ik liep naar de supermarkt en dacht aan wat ik ging eten.

Hij liep naar de supermarkt, maar wist nog niet dat die vandaag gesloten was. 

Slide 11 - Drag question

Vertellen van verhalen

Ik-verteller --> je leest het verhaal vanuit een ik-persoon. 
Vertellend ik --> vertelt over de gebeurtenissen en personages. 
Belevend ik --> neemt zelf deel aan de gebeurtenissen. 
Onbetrouwbaar perspectief --> Ook wel belevend ik. 
Hij-zij-verteller = personale verteller --> niet merkbaar aanwezig en laat andere personages het woord doen. 
Enkelvoudig of meervoudig perspectief --> door hoeveel ogen lees je het verhaal. 
Alwetende / auctoriale verteller --> staat boven het verhaal en weet alles van alle personages. 
Neutraal perspectief --> de alwetende verteller geeft geen commentaar op de personages. 

Slide 12 - Slide

Geoefend
Poep, een onbekende trekvogel, huilbaby, het adres. 

Slide 13 - Slide

TW2
De toets voor TW2 zal uit drie delen bestaan:
1. algemeen (de theorie - paragraaf 11)
2. inhoudelijke vragen over de twee literaire werken
3. literaire analyse van de twee literaire werken


Daarbij lever je vóór vrijdag 10 januari 2025 23:59 uur je leesdossier van boek 2 in Classroom in. 

Slide 14 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Opdrachten die nog niet gemaakt zijn/drillsteroefeningen digitale methode/werken aan leesdossier 2. 
Hoe?
Handboek/oefenboek/Chromebook. 
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Leren TW2. 

Slide 15 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kent belangrijke begrippen uit de verhaaltheorie (narratologie) en weet wat de functie van bepaalde verhaaltechnieken is.
Je kan begrippen uit de narratologie toepassen bij het bespreken van een verhaal.
Je kan uitleggen wat de functie en het effect van verteltechnieken zijn.

Je kan zelf de werking van verteltechnieken ontdekken. 

Slide 16 - Drag question