K3 23. März Lesen (13)

Willkommen !
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Willkommen !

Slide 1 - Slide

           Was machen wir?

1.  Nakijken blz 111-113 oef 43, 44
2. Oef 45 d.m.v. dia's
3. Nakijken oef blz. 100/101 oef 21, 22
     23, 24
4. Quiz
5. Maken blz. 21 oefening 13
6. Maken blz. 121 oef 1, 2, 3, 4

Slide 2 - Slide

Vraag 2: Koppel de vlag aan het land.
1 Duitsland
2 Oostenrijk
3 Zwitserland

A:
B:
C:

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat zijn de officiele talen van Zwitserland?

Slide 5 - Slide

De officiele talen van Zwitserland zijn:
Duits
Frans
Italiaans 

Slide 6 - Slide

Het aantal inwoners van Zwitserland is 8,7 miljoen



De munteenheid van Zwitserland is de Zwitserse frank

Slide 7 - Slide

Nederland
Duitsland
Zwitserland


Nederland
Belgie
Frankrijk
Zwitserland

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Hij
A
ihr
B
es
C
er
D
du

Slide 10 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord
jullie
A
wir
B
ihr
C
er
D
es

Slide 11 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

U
A
du
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 12 - Quiz

Vul in de juiste vorm van 'sein'

Ihr .... groß.
A
seid
B
sind
C
habt
D
haben

Slide 13 - Quiz

Ihr ___(zijn) zu jung für den Film.
A
seid
B
seit
C
sein
D
sind

Slide 14 - Quiz

____ du gestern in der Schule _____?
A
bin gewesen
B
sind gewesen
C
bist gewesen
D
ist gewesen

Slide 15 - Quiz

________(ik heb) Angst vor Spinnen!
A
Ich hab
B
Ich haben
C
Ich hast
D
Ich habe

Slide 16 - Quiz

___(haben) du die Hausaufgaben gemacht?
A
habe
B
hast
C
habt
D
hat

Slide 17 - Quiz

Thomas ____(haben) Fieber (griep) ______(haben)
A
hat gehabet
B
habt gehabt
C
hat gehabt
D
hast gehabet

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd van het werkwoord sein in:
Wir .............. gestern in Berlin.
A
waren
B
war
C
wart
D
warst

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd van het werkwoord 'sein' in
Du ............ zu spät zu Hause gestern.
A
wart
B
war
C
warst
D
waren

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd van het werkwoord 'haben' in
............... du keine Zeit für mich?
A
Hattst
B
hattet
C
hattest
D
hatte

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd van het werkwoord 'haben' in

Ich ............ meine Hausaufgaben nicht gemacht.
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 22 - Quiz

Wat is de vlag van Oostenrijk?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de officiële talen van Zwitserland
A
Duits, Zwitsers, Frans
B
Duits, Italiaans, Frans
C
Duits, Zwitsers, Italiaans

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Hausaufgaben 
Leren blz. 99/100 Grammatik + blz. 28 voltooid deelwoord

Slide 26 - Slide