Hoofdstuk 2: oplossen met inklemmen



Wiskunde
hfd 2.2 oplossen met inklemmen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



Wiskunde
hfd 2.2 oplossen met inklemmen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

In deze les werk je aan de volgende leerdoel.


Ik weet hoe ik opdrachten met oplossen met de inklem methode

         (inklemmen lijkt op uitproberen.)







Slide 2 - Slide

Inklemmen is ook wel:
A
Slim gokken
B
Gewoon wat invullen

Slide 3 - Quiz

Welk getal staat er onder het handje?

A
13
B
14
C
4
D
40

Slide 4 - Quiz

Welk getal hoort er onder het handje te staan?

A
25
B
30
C
35
D
11

Slide 5 - Quiz

welk getal hoort er onder het handje te staan?
A
3
B
5
C
2
D
1

Slide 6 - Quiz

welk getal hoort er onder het handje te staan?
A
0
B
3
C
6
D
2

Slide 7 - Quiz

Hoeveel punten is de letter F waard?
A
5
B
2
C
10
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel punten is de letter Z waard?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 9 - Quiz

Ayah werkt in een supermarkt. Haar inkomsten berekent ze met de formule


Hoeveel verdient Ayah na 4 uur werken?

A
21,85 euro
B
22,85 euro
C
23,85 euro
D
19,85 euro

Slide 10 - Quiz

stukje theorie

Slide 11 - Slide

Het paard van Sinterklaas eet per dag 2,2 kg brokken. De voorraad is 110 kg.
Na hoeveel dagen is de voorraad op met de volgende formule

A
48 dagen
B
50 dagen
C
30 dagen
D
35 dagen

Slide 12 - Quiz

Anna berekent haar inkomsten met de volgende formule


Hoeveel uur heeft ze moeten werken om 42 euro te verdienen?
A
12 uur
B
13 uur
C
10 uur
D
14 uur

Slide 13 - Quiz

vergelijking 
€ = 5 + 2,50 t 
t: tijd in uren
Ik heb vandaag 15 euro verdient 
a: welke vergelijking hoort hierbij 
5 + 2,50 t = 15 
Schrijf het getal achteraan! 

Slide 14 - Slide

de stappen
stap 1: 
noteer de vergelijking
stap 2.
Noteer de verschillende formules 
Stap 3: 
noteer je antwoord

Slide 15 - Slide

Wat zijn de stappen die neemt bij het inklemmen?
Noteer de vergelijking
Noteer de verschillende formules
Noteer je antwoord

Slide 16 - Drag question

Wat is inklemmen?
A
Bij inklemmen teken je eerst de grafiek en ga je dan opzoek naar de oplossing.
B
Bij inklemmen ga je eigenlijk gewoon steeds een antwoord proberen.
C
Bij inklemmen gok je het antwoord.

Slide 17 - Quiz

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
2,50 + 0,50f = 15
A
f = 5
B
f = 30
C
f = 10
D
f = 25

Slide 18 - Quiz