This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Hulp bieden bij uitscheiding
Slide 1 - Slide
Waar denk jij aan bij het woord incontinentie?
Slide 2 - Mind map
Wat is incontinentie?
A
Het niet meer kunnen ophouden van urine
B
Het niet meer kunnen ophouden van ontlasting
C
Het niet meer kunnen ophouden van urine en ontlasting
D
Het niet meer kunnen ophouden van braaksel
Slide 3 - Quiz
Urine-incontinentie: de klacht van elk onvrijwillig urineverlies.
Fecale incontinentie: het onvrijwillig verlies van vaste of vloeibare ontlasting.
Fecale incontinentie: het onvrijwillig verlies van vaste of vloeibare ontlasting.
Slide 4 - Slide
Continentie bevorderen
Het normale patroon van urineren en defeceren proberen te achterhalen
Regelmatig het toilet bezoeken
Gebruikmaken van een alarmklokje, zodat de cliënt op tijd kan plassen
De cliënt gaat eerst plassen voordat hij/zij weggaat
Ervoor zorgen dat de toiletruimte goed bereikbaar en toegankelijk is
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Oorzaken van incontinentie
Ziekten of beperkingen van blaas, sluitspieren, bekkenbodem, darmen, endeldarm (na trauma).
Ziekten van zenuwstelsel.
Problemen met mobiliteit en obstakels.
Problemen met cognitie (bijv. geheugen).
Bijwerkingen van medicijnen.
Slide 7 - Slide
Vormen
Stressincontinentie
Ook wel druppelincontinentie genoemd,
is het onvrijwillig urineverlies bij druk in en op
de buik door bijv. niezen, hoesten
of bewegen (sport)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Vormen
Functionele incontinentie
Ongewild urineverlies waarbij cliënten niet meer in staat zijn zelfstandig naar het toilet te gaan
door lichamelijke beperkingen of
geheugenproblemen.
Slide 10 - Slide
Vormen
Aandrang incontinentie of Urge-incontinentie
ongewild urineverlies na een plots onhoudbare plasdrang door een overactieve blaas.
Vaak heeft de cliënt vooraf al een
(voortdurende) drang tot plassen.
Slide 11 - Slide
Vormen
Gemengde incontinentie bestaat uit een combinatie van stress- en aandrangincontinentie.
Slide 12 - Slide
Vormen
Totale incontinentie wordt gekenmerkt door het voortdurend
druppelen van urine uit de plasbuis, zowel dag als nacht.
Het treedt op wanneer de sluitspier van de blaas niet meer goed sluit.
Slide 13 - Slide
Vormen
Overloop incontinentie
Onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle blaas doordat de blaas ongevoelig is geworden. De druk in de blaas wordt zo hoog, dat er kleine hoeveelheden urine weg druppelen.
Slide 14 - Slide
Heeft een man ook bekkenbodemspieren?
A
Ja natuurlijk
B
Nee natuurlijk niet
C
nee een man heeft geen bekkenbodem
D
ja, maar pas na de pubertijd
Slide 15 - Quiz
Een verhoogde urineproductie kan veroorzaakt worden door:
A
nieraandoening
B
diabetes mellitus
C
dementie
D
MS
Slide 16 - Quiz
Iemand die incontinent is, heeft een groter risico op:
A
vereenzaming, isolement
B
uitdroging
C
bacteriële infecties
D
huidproblemen zoals smetten of decubitus
Slide 17 - Quiz
Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen
Slide 18 - Quiz
schuimende urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking
Slide 19 - Quiz
Ga naar lessonup.app
Sleep de incontinentie materialen in het juiste vak.
Van Links de meest "lichte"variant tot rechts de meest "zware"variant.
In de volgende slide sleep je de incontinentiematerialen naar het juiste vak.
Van links de meest "lichte" variant tot rechts de meest "zware" variant.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Drag question
Welk incontinentiemateriaal bestaat er nog meer naast de inleggers en broekjes?
A
Inlegkruisjes en maandverband
B
Incontinentiebedmatjes, speciale badkleding
C
urinaal, po
D
Hydrofiel doeken
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
https:
Slide 24 - Link
Toiletruimte
Slide 25 - Slide
https:
Slide 26 - Link
Op bed
Urinaal
Urineschuitje
Ondersteek
Slide 27 - Slide
De postoel
Het toilet niet goed toegankelijk is
Het toilet te klein is
De afstand van bed naar toilet te groot is
Slide 28 - Slide
Kinderen
Geen controle
Zindelijk
Geef het tijd
Slide 29 - Slide
Als een kind zegt dat het moet plassen, vraag je eerst of hij dat zeker weet