29 september les 4

onderwerp taalverzorging
signaalwoorden:
doel- middel
werkwoorden:
in de verleden tijd
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

onderwerp taalverzorging
signaalwoorden:
doel- middel
werkwoorden:
in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

leerdoel
Na deze les weet ik 2 nieuwe signaalwoorden
Na deze les weet ik wat de regel 'ex-fokschaap' is.
Na deze les gebruik ik 1 nieuw signaalwoord in mijn dagverslag
Na deze les gebruik ik in mijn dagverslag werkwoorden in de verleden tijd.

Slide 2 - Slide

Onderwerp schrijven
Van schrijfplan naar dagverslag schrijven.

Slide 3 - Slide

leerdoel
Na deze les weet ik dat ik de structuur van het schrijfplan gebruik bij het schrijven.
Na deze les schrijf ik een dagverslag met behulp van het schrijfplan.

Slide 4 - Slide

signaalwoorden
doel - middel

Slide 5 - Slide

doel - middel
Ik gebruik een tandenborstel om mijn tanden te poetsen.

Slide 6 - Slide

Wat is het doel?
A
tandenborstel
B
tandpasta
C
tanden
D
tanden poetsen

Slide 7 - Quiz

doel - middel
Ik gebruik een pen, zodat ik kan schrijven.

Slide 8 - Slide

Wat is het middel?
A
schrijven
B
een pen
C
papier
D
tekst

Slide 9 - Quiz

DOEL
MIDDEL
kam
verslag schrijven
fiets
bioscoop bezoeken
computer
wandelen
plezier maken
ontspanning

Slide 10 - Drag question

Opdracht
Je loopt stage bij een kinderdagverblijf.
Bedenk een voorbeeld van doel - middel.
Schrijf een zin met dit signaalwoord.
TIP: gebruik NU Nederlands deel B bladzijde 251

Slide 11 - Slide

Taalverzorging
Werkwoorden in de verleden tijd

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

ex - fokschaap
stap 1: hele werkwoord
stap 2: de stam maken (haal -en weg)
stap 3: is laatste letter in "'ex - fokschaap"?
stap 4: ja : schrijf als laatste letter een "te" / "ten"
nee: schrijf als laatste letter een "de"/ "den"

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Fietsen

Slide 15 - Slide

De jonge vrouw ..... door het park.
stap 1:hele werkwoord = fietsen
stap 2: - en = fiets
stap 3: laatste letter is een 'S'
staat deze in 'ex -fokschaap?
stap 4: Ja! dus : de jonge vrouw fietste

Slide 16 - Slide

Voorbeeld
Vluchten

Slide 17 - Slide

Hij ... door de nooduitgang.
stap 1: hele werkwoord = vluchten
stap 2: -en = vlucht
stap 3: laatste letter is "t"
staat 't' in 't ex - fokschaap?
stap 4: Ja! dus: Hij vluchtte

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
Vieren

Slide 19 - Slide

De vrienden .... de verjaardag.
stap 1: hele werkwoord = vieren
stap 2 : -en = vier
stap 3: laatste letter is 'r'
staat 'r' in 't ex -fokschaap?
stap 4: NEE! dus: de vrienden vierden

Slide 20 - Slide

Ik (wensen) een groot cadeau voor mijn verjaardag.

Slide 21 - Open question

De toeschouwers (schreeuwen) naar de voetballers op het veld.

Slide 22 - Open question

werkwoorden in verleden tijd
Sommige werkwoorden veranderen van klank.
roepen - riepen: ik roep jou - ik riep jou
worden - werden : ik word 18 jaar - ik werd 18 jaar
sluiten - sloten: ik sluit de deur - ik sloot de deur

Slide 23 - Slide

weet - woorden
Werkwoorden die van klank veranderen zijn weet - woorden.
Er is géén regel voor.
Je moet deze werkwoorden leren en weten.
Dat betekent: veel oefenen! 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Schrijven
Met behulp van een schrijfplan een dagverslag schrijven.

Slide 26 - Slide

Voorbeeld
Je ziet het voorbeeld van de vorige les.
Eerst zie je het schrijfplan.
Daarna zie je een voorbeeld van alinea 1 en alinea 2 voor het dagverslag.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat doe ik?
Van de woorden maak ik zinnen.
Ik maak ook extra zinnen erbij.
Waarom?
Om mijn werk uit te leggen. Ik leg dus uit wat ik doe.

Slide 31 - Slide

Opdracht (huiswerk)
Pak jouw schrijfplan.
Maak van de woorden zinnen.
Let op: De volgorde van de alinea's in het schrijfplan blijft hetzelfde!

Slide 32 - Slide

Huiswerk NU Nederlands
Kijk op blackboard bij les 22 september en les 29 september.
Maak het huiswerk in Nu Nederlands.
Het huiswerk gaat over schrijven en taalverzorging (signaalwoorden en werkwoorden in de verleden tijd)

Slide 33 - Slide

Heb je deze les iets nieuws geleerd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Noem één ding wat je hebt geleerd.

Slide 35 - Open question