Woordenschat, Formuleren en Spelling hoofdstuk 3 en 4

Formuleren, Spelling en Woordenschat hoofdstuk 3 en 4


Toets 18 april
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formuleren, Spelling en Woordenschat hoofdstuk 3 en 4


Toets 18 april

Slide 1 - Slide

Formuleren hoofdstuk 3
Verbanden tussen zinnen

Slide 2 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij een voorwaardelijk verband?
A
eerst, daarna, dan, toen
B
maar, toch, echter
C
ook, bovendien, en
D
als, indien, tenzij, wanneer

Slide 3 - Quiz

Noem drie verbanden

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
vroeger, nu, ooit
B
maar, toch, echter
C
daarom, dus, omdat
D
zo, bijvoorbeeld, zoals

Slide 6 - Quiz

Wat is het signaalwoord in de volgende zin?
Tijdens de speurtocht regende het, daardoor werd ons papier nat.

Slide 7 - Open question

Wat is het signaalwoord in de volgende zin?
Er zijn veel leuke familiefeesten, zoals Sinterklaas en Kerst.

Slide 8 - Open question

Spelling hoofdstuk 3
meervouden eindigend op -en

Slide 9 - Slide

Welk woord is goed gespeld?
A
biervatten
B
biervaats
C
biervaten
D
biervatën

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Noteer het meervoud van het volgende woord: bibliotheek

Slide 12 - Open question

Noteer het meervoud van het volgende woord: vleermuis

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Noteer het meervoud van het volgende woord: olie

Slide 15 - Open question

Noteer het meervoud van het volgende woord: havik

Slide 16 - Open question

Neem de woorden over en vul in: ou of au
In dit geb...w mag je geen k...wgum k...wen.

Slide 17 - Open question

Spelling werkwoorden
pvvt: sterke werkwoorden

Slide 18 - Slide

Noteer de pv van de volgende zin in de vt: Gisteren (rijden) de trein volgens schema.

Slide 19 - Open question

Noteer de pv van de volgende zin in de vt: In Afrika (zien) wij iets unieks.

Slide 20 - Open question

Woordenschat 

Slide 21 - Slide

Wat betekent gulzig?
A
ongemanierd
B
eetgerei
C
volgens een rangorde
D
veel en snel etend

Slide 22 - Quiz

Wat betekent bestek?
A
ongemanierd
B
eetgerei
C
volgens een rangorde
D
veel en snel etend

Slide 23 - Quiz

Wat betekent een beestje na een feestje hebben?

Slide 24 - Open question

Formuleren hoofdstuk 4
Verwijswoorden

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

maak deze opdracht in je schrift

Slide 27 - Slide

Spelling h4
meervouden eindigend op -s / 's

Slide 28 - Slide

Welk woord is goed gespeld?
A
lamaas
B
lamas
C
lamaën
D
lama's

Slide 29 - Quiz

Noteer het meervoud van het volgende woord: bureau

Slide 30 - Open question

Noteer het meervoud van het volgende woord: radio

Slide 31 - Open question

Neem de woorden over en vul ei / ij in:
Veel jongeren tw...felen t...dens hun pubert...t over hun identit...t.

Slide 32 - Open question

Spelling werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord

Slide 33 - Slide

Noteer het vd van de volgende woorden:
belonen - kuchen - raken

Slide 34 - Open question

Noteer het od van de volgende woorden:
belonen - kuchen - raken

Slide 35 - Open question

Spel de ww in de volgende zin correct:
Rustig op de bus (wachten) heeft Nico zijn gadget (testen).

Slide 36 - Open question

Woordenschat h4

Slide 37 - Slide

Wat betekent inactief?
A
niet aan veel beweging doen
B
afzonderlijk
C
fit
D
enthousiaste

Slide 38 - Quiz

Wat betekent uniek?

Slide 39 - Open question

Vul de tegenstelling aan:
door dik en ...

Slide 40 - Open question

Vul de tegenstelling aan:
lief en ... delen

Slide 41 - Open question

Dus wat moet je allemaal leren:
Formuleren: blz. 92 en 122
Spelling: blz. 94 - 96 en 124 - 126
Woordenschat: blz. 84 en 114 (alle woorden / uitdrukkingen / tegenstellingen)

Slide 42 - Slide