SMS klas 5: Sterke en zwakke werkwoorden deel 1.

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 3 - Slide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep


Slide 4 - Slide

zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 
(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.
bakken - bakten
koken - kookten

Slide 5 - Slide

zwakke werkwoorden
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:
enkelvoud: stam + -te of stam + -de 
(speelde, pakte)
meervoud: stam + -ten of stam + den 
(groeiden, werkten)
'T KOFSCHIP - ;T SEXYFOKSCHAAP

Slide 6 - Slide

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
WORDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 7 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KOKEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 8 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
GEVEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 9 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SPELEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 10 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KLIMMEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 11 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SCHIETEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 12 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
RENNEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 13 - Quiz

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
STRIJDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 14 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Rennen
Ruilen
Zitten
Fietsen
Drijven
Vangen
Werpen
Prijzen

Slide 15 - Drag question

Ik heb de sterke werkwoorden goed begrepen.
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 16 - Poll