This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waar, wanneer, waar, hoe. Bedenk zelf een voorbeeld van een bijwoordelijke bepaling in het Nederlands.
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Puella = (tip: bedenk bij welke groep puella hoort en kijk in dat rijtje)
A
nom ev
B
abl ev
C
nom/ abl ev
Slide 9 - Quiz
patri = (tip: bedenk bij welke groep pater hoort en kijk in dat rijtje)
A
dat ev
B
abl ev
C
nom mv
D
acc mv
Slide 10 - Quiz
Vertaal: Urbem muris defendunt. defendere = verdedigen; urbs = stad; murus = muur
Slide 11 - Open question
Vertaal: Nocte milites dormiunt. (nox = nacht, miles = soldaat, dormire = slapen)