This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 180 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Maak een zin:
Slide 2 - Open question
Maak een zin:
Slide 3 - Open question
Maak een zin:
Slide 4 - Open question
Splitsing niveaus
Elske: 1F/2F
Jaap: A2
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Spreken & schrijven
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Briefje schrijven
Slide 17 - Slide
Je bent uitgenodigd voor een verjaardagsfeest, maar je hebt geen tijd om een cadeautje te kopen. Daarom heb je je dochter gevraagd om dit voor jou te doen. Toen je thuis kwam, zag je het cadeautje dat je wilde kopen op tafel liggen met een rekening erbij. Jij bent er heel blij mee en je wilt haar bedanken en het geld teruggeven. Nu schrijf je een bedankbriefje.
Er zou een grote brand zijn geweest bij het winkelcentrum om de hoek.
Ik zou wel een paar maanden naar India willen.
Beleefde vraag
Advies
Onzekerheid
Wens
Slide 25 - Slide
Zullen
1. Belofte
2. Voorstel
3. Verwachting
4. Voornemen
zullen en zouden
Zouden
1. Beleefde vraag
2. Advies geven
3. Geen realiteit of wens
4. Onzekerheid
Slide 26 - Slide
Stel een beleefde vraag. Gebruik daarbij 'zou(den).'
Wil je de muziek wat zachter zetten?
Kunnen jullie de volgende keer op tijd komen?
Mogen wij hier zitten?
Mag ik je fiets lenen?
timer
1:00
Slide 27 - Slide
Geef een vriendelijk advies. Gebruik daarbij 'zou(den).'
Je moet wat minder gaan gamen.
Je kunt het aan de docent vragen.
Je moet je haar vaker wassen.
Ze moeten de nieuwsbrief beter lezen.
timer
5:00
Slide 28 - Slide
'Zullen': belofte, voorstel, verwachting?
Henk zalhet wel weten.
Ik zal het hem straks vragen.
Zullen we nu het programma van die dag bespreken?
Slide 29 - Slide
'Zullen': belofte, voorstel, verwachting?
persoonsvorm + infinitief
Henk zalhet wel weten.
Ik zal het hem straks vragen.
Zullen we nu het programma van die dag bespreken?
Slide 30 - Slide
zwaar - tillen - boven op je wachten
Verwachting: Die koffer zal wel zwaar zijn!
Voorstel: Zal ik hem voor je tillen?
Belofte: Ik zal boven op je wachten, oké?
Slide 31 - Slide
pijn - helpen - dokter bellen
Verwachting:
Voorstel:
Belofte:
Slide 32 - Slide
regenen - naar binnen gaan - straks met de auto naar huis brengen
Verwachting:
Voorstel:
Belofte:
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Spreken (kaartjes kennismakingsspel)
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Open question
Slide 38 - Open question
Slide 39 - Open question
Slide 40 - Open question
Slide 41 - Open question
Woordenschat
Slide 42 - Slide
Vul de volgende combinaties met voorzetsels in. Pas nodig de vorm aan: inzetten op, storten in, achterblijven bij, afstemmen op, droevig gesteld zijn met, de brui geven aan, in debat gaan met, een tekort hebben aan