Future Tenses (alles) - 1


The Future
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson


The Future

Slide 1 - Slide

Future Tenses
Future Simple = will + werkwoord 
Be going to = am/is/are + be going to + werkwoord
present continuous = am/is/are + werkwoord + ing
future continuous = will + be + werkwoord + ing
future perfect = will + have/has + voltooid deeldwoord
Present Simple = werkwoord / werkwoord + (e)s

Slide 2 - Slide

Future Simple
* Bij voorspellingen zonder bewijs
* Bij beloftes
* Bij beslissingen op het moment van spreken

I think it will rain tomorrow.
I promise that I will help you.
Don't worry, I will go to the supermarket to buy us some snacks.

(+) = will + hele werkwoord
(-) = will not / won't + hele werkwoord
(?) = Will + onderwerp + hele werkwoord

Slide 3 - Slide

Be Going To
* toekomstige plannen en intenties
* voorspellingen gebaseerd op bewijs

I am going to learn French next year
Look at the clouds, it is going to snow later.

(+) am/is/are + going to + werkwoord
(-) am not/is not/are not + going to  + werkwoord
(?) am/is/are + onderwerp + going to + werkwoord

Slide 4 - Slide

Present Continuous
* geplande afspraken in de nabije toekomst (staat zo goed als vast)

I am driving to New York tomorrow
Tom is playing videogames with his friends tonight

(+) am/is/are + werkwoord + ing
(-) am not/is not/are not + werkwoord + ing
(?) am/is/are + onderwerp + werkwoord + ing

Slide 5 - Slide

Future Continuous
* een geplande actie in de toekomst die onderbroken gaat worden door een korte actie
* een actie die bezig gaat zijn op een genoemde tijd

I will be cooking dinner when my husband comes back
We will be driving to Amsterdam this time tomorrow

(+) will + be + werkwoord + ing
(-) will not + be + werkwoord + ing
(?) will + onderwerp + be + werkwoord + ing

Slide 6 - Slide

Future Perfect
* een actie die in de toekomst klaar gaat voor een bepaald punt in de toekomst

We will have fixed the roof by the end of the week


(+) will + have + voltooid deelwoord
(-) will not + have + voltooid deelwoord
(?) will + onderwerp + have + voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Oefening 1
Zet de onderstaande zinnen in de future. Kies tussen:
Present Simple, Present Continuous, Will, Be going to

Type alleen de werkwoorden

Slide 8 - Slide

The train _____ at 11.45 (to leave)

Slide 9 - Open question

We _____ dinner at a nice restaurant on Saturday, but we haven't booked a table yet. (to have)

Slide 10 - Open question

On Sunday at 8 o'clock I _____ my friend. (to meet)

Slide 11 - Open question

Wait! I _____ you to the station. (to drive)

Slide 12 - Open question

Look at the clouds - it _____ in a few minutes. (to rain)

Slide 13 - Open question

Oefening 2
Zet de zinnen in de juiste volgorde. Zet hierbij ook het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de toekomst.

Slide 14 - Slide

to my parents / (to go) / tomorrow. / we

Slide 15 - Open question

at 8:45. / lesson / English / The / (to start)

Slide 16 - Open question

Harry / (to be) / in 2050 / old / how / ?

Slide 17 - Open question

This time / we / to York. / (to drive) / tomorrow

Slide 18 - Open question

I have my ticket, / I / (to fly) / to Spain / tomorrow.

Slide 19 - Open question

Oefening 3
Leg de vragen uit in je eigen woorden in het Nederlands

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil tussen:
'I am flying tomorrow' en 'I am going to fly tomorrow'

Slide 21 - Open question

Wat is het verschil tussen 'Mr York is going to win' en 'Mr York will win'?

Slide 22 - Open question

Vertaal deze zin:
'Morgen gaan wij op vakantie'

En leg uit hoe en waarom je het werkwoord hebt veranderd.

Slide 23 - Open question

Oefening 4
Oefen de future op de volgendde

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Heb je nog vragen? Typ ze hier of stel ze in de les

Slide 27 - Open question

Schrijfopdracht
Schrijf in het Engels op wat je de aankomende vakantie gaat doen. Let er op dat je de future goed gebruikt.
Gebruik minstens 200 woorden.
Let op het gebruik van leestekens en alinea's

Je mag typen of schrijven

Slide 28 - Slide