Signaalwoorden en tekstverbanden

TEKSTVERBANDEN

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TEKSTVERBANDEN

Slide 1 - Slide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 2 - Mind map

Lesdoel:
Aan het eind van deze les herken je signaalwoorden en kan je beredeneren bij welk verband het hoort.

Slide 3 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Zowel basis als kader maken Lezen blok 4 de opdrachten 1 t/m 5

Slide 7 - Slide

Verbindingswoorden/signaalwoorden
Als verbindingswoorden komen voor: voegwoorden, bijwoorden en bepaalde vaste verbindingen en formuleringen (Voorbeelden: in elk geval, met andere woorden, wat dit betreft).

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden als en, maar, of, want, als, dat enz. Het zijn verbindingswoorden. Ze verbinden zinnen of woorden met elkaar: Kom je als je je huiswerk af hebt? Wil je cola of sinas?

Slide 9 - Slide

Voorzetsels
Voorzetsels komen nooit alleen voor. Ze staan aan het begin van een zinsdeel met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord: Zij gaan met vakantie naar Noorwegen. Geef het maar aan haar.
Als zowel voor als na een zelfstandig naamwoord een voorzetsel staat, spreek je van een voorzetselverbinding: op basis van, ter voorkoming van.

Slide 10 - Slide

Bijwoorden zeggen iets van:
-  Een gezegde: Hij loopt hard. Vandaag komen de nieuwe computers. Wanneer gaat hij weg?
– Een bijvoeglijk naamwoord: Dat is een erg mooie kanarie. Dat is een tamelijk uitgekookt meisje.
– Een ander bijwoord: Hij loopt heel snel. Hij praat erg hard.
Opmerking:
Sommige bijwoorden kunnen gesplitst worden: Daarbij laat ik het. – Daar laat ik het bij.
Je benoemt beide delen als één geheel.




Slide 11 - Slide

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Wat is het verband tussen alinea 5 en 6?

Slide 14 - Open question

Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit
alinea 6

Slide 15 - Open question

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 16 - Quiz

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 17 - Quiz

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 18 - Quiz

Tekstverband? We kunnen dus zeggen dat iedereen geslaagd is.
A
opsomming
B
conclusie
C
reden
D
tijdsvolgorde

Slide 19 - Quiz

Tekstverband? Zij is heel sterk maar hij daarentegen kan nauwelijks iets tillen.
A
reden
B
uitleg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 21 - Quiz

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 22 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 23 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 24 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband (tijdsvolgorde)
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Zelf tekst schrijven...
 Over wat je het afgelopen weekend hebt gedaan
of
Hoe jij jezelf gaat voorbereiden op het examen
of 
eigen idee.
Voorwaarde: Gebruik zoveel mogelijk signaalwoorden om het verband in jouw tekst te verduidelijken. Tekst heeft minimaal 150 woorden. 
Maak gebruik van het overzicht van signaalwoorden.
Tijd: 20 minuten.

Slide 27 - Slide