Th 1 Stofwisseling in de cel bs 2 Enzymen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat zijn de bouwstenen van eiwitten?
A
Sachariden
B
Glycerol
C
Vetzuren
D
Aminozuren

Slide 11 - Quiz

Een eiwit is altijd een enzym
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat zorgt ervoor dat een eiwit de vorm krijgt die hij uiteindelijk heeft?

Slide 13 - Open question

Hoe heet het deel van het enzym waar de reactie plaatsvindt?

Slide 14 - Open question

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?
A
Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
B
Een enzym kan maar bij één pH werken
C
Een enzym kan maar één stof afbreken
D
Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Slide 15 - Quiz

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 16 - Quiz

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)

Slide 17 - Quiz

Als een enzym gedenatureerd is betekent dat dat het enzym:
A
opgebruikt is
B
uit elkaar gevallen is
C
dood is
D
van vorm veranderd is

Slide 18 - Quiz

Leg uit waarom de vertering van zetmeel stopt zodra het mengsel van zetmeel met amylase uit het speeksel in je maag arriveert.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide