Woorden 1.5 - 2GS1

Woorden 1.5 - 2GS1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden 1.5 - 2GS1

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Uitleg theorie woorden 1.5 + oefeningen
- Afmaken KWT-opdrachten woorden
- Leer de betekenis van de woorden van 1.5

Lesdoel:
- Je weet wat de betekenis van de twintig woorden uit 1.5 is.
- Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Is het onderstaande woord een samenstelling?

piratennest
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

ooglap
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

herkenbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

inefficiënt
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

schipbreuk
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

beestachtig
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

onaardig
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

schatkist
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

ontvellen
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Is het onderstaande woord een samenstelling?

eetbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Noteer van het onderstaande woord het
voor- of achtervoegsel.

inefficiënt

Slide 14 - Open question

Noteer van het onderstaande woord het
voor- of achtervoegsel.

herkenbaar

Slide 15 - Open question

Noteer van het onderstaande woord het
voor- of achtervoegsel.

onaardig

Slide 16 - Open question

Noteer van het onderstaande woord het
voor- of achtervoegsel.

ontvellen

Slide 17 - Open question

Noteer van het onderstaande woord het
voor- of achtervoegsel.

eetbaar

Slide 18 - Open question

Noteer het onderstaande woord met een voorvoegsel, zodat de betekenis van het woord verandert.

'bewoonbaar'

Slide 19 - Open question

Noteer het onderstaande woord met een voorvoegsel, zodat de betekenis van het woord verandert.

'orde'

Slide 20 - Open question

Noteer het onderstaande woord met een voorvoegsel, zodat de betekenis van het woord verandert.

'schrijven'

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'zorgvuldig, nauwgezet'
A
achteloos
B
angstvallig
C
bivakkeren
D
de das omdoen

Slide 23 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'logeren, verblijven'
A
achteloos
B
angstvallig
C
bivakkeren
D
de das omdoen

Slide 24 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'aanvaarden, inzien, toegeven'
A
erkennen
B
garanderen
C
financieren
D
gemeen hebben met

Slide 25 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'verzekeren, waarborgen'
A
erkennen
B
garanderen
C
financieren
D
gemeen hebben met

Slide 26 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'diepgaand, hevig, sterk'
A
de grens trekken bij
B
imiteren
C
intensief
D
luchtledig

Slide 27 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'zonder lucht, niets'
A
de grens trekken bij
B
imiteren
C
intensief
D
luchtledig

Slide 28 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'brandend, pijnlijk'
A
opwekken
B
schrijnend
C
schril
D
veelvuldig

Slide 29 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'scherp, schel'
A
opwekken
B
schrijnend
C
schril
D
veelvuldig

Slide 30 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'hoe het met iets of iemand gaat'
A
verschalken
B
het wel en wee
C
weliswaar
D
weren

Slide 31 - Quiz

Welk woord hoort bij de onderstaande betekenis?

'toegegeven, wel'
A
verschalken
B
het wel en wee
C
weliswaar
D
weren

Slide 32 - Quiz

Lesplanning
- Afmaken KWT-opdrachten woorden 1.5/2.5/3.5 (had al af moeten zijn!)
- Leer de betekenis van de woorden uit de woordenlijst van 1.5 (blz. 39 van je A-boek).
= huiswerk vrijdag 5 maart

Lesdoel:
- Je weet wat de betekenis van de twintig woorden uit 1.5 is.
- Je weet wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.

Slide 33 - Slide