Les 2 (lijdend voorwerp)

Vorige les

  • Herhalen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde.
  • Opdracht gemaakt in Numo



Vandaag 
(les 2 grammatica)

  • Uitleg lijdend voorwerp
  • Opdrachten afronden in Numo

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vorige les

  • Herhalen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde.
  • Opdracht gemaakt in Numo



Vandaag 
(les 2 grammatica)

  • Uitleg lijdend voorwerp
  • Opdrachten afronden in Numo

Slide 1 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 
  • Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 
  • Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 2 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 3 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp. Stel jezelf de goede vraag!
De kinderen geven oma bloemen.

Slide 4 - Mind map

Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend Voorwerp

Slide 5 - Drag question

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=
Wie of wat           geven                de kinderen =
                                   
                              bloemen

Slide 6 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De voetbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op het bord.

Slide 7 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een film

Slide 8 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
altijd 
Het lijdend voorwerp

Waar
zet
jij 
jouw racefiets
neer?

Slide 9 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp in: 
Jan maakt altijd zijn huiswerk.
lijdend voorwerp
Jan
zijn huiswerk.
maakt
altijd

Slide 10 - Drag question

Numo grammatica 
Maak de oefeningen in Numo taken grammatica periode 3. In totaal maak je 6 oefeningen. Heb je dit af? Geef dit dan even aan. Dan kan je alvast beginnen met de opdrachten voor spelling.

Slide 11 - Slide