Een verkeersbord is vorm van ... 2 antwoorden goed
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
indirecte communicatie
D
eenzijdig communicatie
Slide 14 - Quiz
Kan jouw referentiekader veranderen
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quiz
Ander woord voor referentiekader
A
interpretatie
B
perceptie
C
ervaring
D
sociale bril
Slide 16 - Quiz
Het referentiekader van iemand bestaat uit uiterlijk, geboorteplaats en geslacht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Je referentiekader wordt bepaald door de mensen met wie je omgaat.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
De ontvanger reageert op de boodschap van de zender. De rode vraagteken staat dan voor ....
A
feedback
B
Referentiekader
C
Ruis
D
Terugkoppeling
Slide 19 - Quiz
Het geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert.
A
Externe ruis
B
Feedback
C
Referentiekader
D
Terugkoppeling
Slide 20 - Quiz
je bent in gesprek met de ander terwijl je hoofdpijn hebt. Dit is een voorbeeld van:
A
externe ruis
B
speciale ruis
C
interne ruis
D
zenderruis
Slide 21 - Quiz
Is het kabaal van het legen van een vuilniswagen een vorm van interne of externe ruis?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
Slide 22 - Quiz
Leerlingen die kletsen is een voorbeeld van ruis.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
1. Tom is PM-er op een BSO en werkt samen met Rieneke
A
Metacommunicatie
B
Inhoudsniveau
C
Betrekkingsniveau
Slide 24 - Quiz
2. Samen bespreken ze de planning voor de komende week, waarbij de taken worden verdeeld.
A
Metacommunicatie
B
Inhoudsniveau
C
Betrekkingsniveau
Slide 25 - Quiz
3. 'Ik wil graag dat jij drie kinderen wat extra begeleidt met de rekenles van maandag, want die zal voor hen behoorlijk lastig zijn,' zegt Tom in het gesprek.
A
Metacommunicatie
B
Inhoudsniveau
C
Betrekkingsniveau
Slide 26 - Quiz
4. Tom eindigt de bespreking met een voorstel: 'Laten we volgende keer eens kijken hoe we dit overleg anders kunnen gaan voeren.
A
Metacommunicatie
B
Inhoudsniveau
C
Betrekkingsniveau
Slide 27 - Quiz
5. Tom sluit af met: 'Ik heb het gevoel dat ik zelf te veel aan het woord ben.'
A
Metacommunicatie
B
Inhoudsniveau
C
Betrekkingsniveau
Slide 28 - Quiz
Para verbaal heeft te maken met de stem intonatie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Wat zijn aspecten van een boodschap? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Inhoudelijk aspect
B
Relationeel aspect
C
Expressief aspect
D
Appellerend aspect
Slide 30 - Quiz
"Zit!" = onvriendelijk, hard schreeuwend
A
inhoudelijk aspect (de boodschap, wat)
B
relationeel aspect (de manier waarop, hoe)
Slide 31 - Quiz
Hoe noemt Watzlawick het niveau waarin de relatie tussen mensen centraal staat?
A
betrekkingsniveau
B
inhoudsniveau
Slide 32 - Quiz
Als je communiceert, breng je een boodschap op zowel inhoud als betrekkingsniveau. Het betrekkingsniveau zegt iets over...
A
Hoe je relatie met de ander is
B
hoe je naar jezelf en naar de ander kijkt
C
beide antwoorden zijn juist
Slide 33 - Quiz
Ruis
Encoderen
Decoderen
Ontvanger
Zender
Boodschap
Medium
Feedback
Slide 34 - Drag question
stelling: Decoderen is het geven van een betekenis aan een boodschap!
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quiz
gedachten en gevoelens omzetten in een boodschap is