This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe gaat het vandaag?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Praatplaat
Opdracht: Kijk naar de praatplaat. Geef antwoord op de vragen. Schrijf de zinnen in je schrift. Klaar? Maak dan zelf zinnen bij de praatplaat.
Waar is Tim?
Wie werkt bij de receptie?
Hoeveel mensen zitten in de wachtkamer?
Waar is Eva?
Wie maakt een afspraak bij de receptie?
Waar is Koen?
Wie is bij de tandarts?
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Antwoorden
Tim is bij de huisarts.
Maaike werkt bij de receptie.
Drie mensen zitten in de wachtkamer.
Eva is in de wachtkamer van de tandarts.
Alex maakt een afspraak bij de receptie.
Koen is bij de apotheek.
Ahmet is bij de tandarts.
Slide 4 - Slide
5.3: Oren, ogen en neus
Opdracht: Maak Werkblad plusopdracht 5.3.
Klaar? Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een medecursist.
timer
10:00
Slide 5 - Slide
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Welk woord is goed? A, B of C?
Slide 6 - Slide
leren.kleurrijker.nl
Slide 7 - Link
één voet - twee ...
A
voeten
B
voetten
C
voets
D
veoten
Slide 8 - Quiz
één been - twee ...
A
beenen
B
benen
C
beens
D
benens
Slide 9 - Quiz
één oog - twee ...
A
oogen
B
ogen
C
oogs
D
oggen
Slide 10 - Quiz
één man - twee ...
A
manen
B
maanen
C
mannen
D
mans
Slide 11 - Quiz
één raam - twee ...
A
raamen
B
ramen
C
raams
D
rammen
Slide 12 - Quiz
één neus - twee ...
A
neusen
B
neuzen
C
nuisen
D
nuezen
Slide 13 - Quiz
één teen - twee ...
A
teenen
B
tenen
C
teens
D
tenens
Slide 14 - Quiz
één minuut - twee ...
A
minuuten
B
minuutten
C
minutten
D
minuten
Slide 15 - Quiz
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Schrijf het meervoud op het wisbordje.
één tas - twee ...
één arm - twee ...
één map - twee ...
één bed - twee ...
één tand - twee ...
één boek - twee ...
één zus - twee ...
één mes - twee ...
Slide 16 - Slide
5.4 en 5.6: Meervoud
Opdracht: Schrijf het meervoud op het wisbordje.
één tas - twee tassen
één arm - twee armen
één map - twee mappen
één bed - twee bedden
één tand - twee tanden
één boek - twee boeken
één zus - twee zussen
één mes - twee messen
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
5.7: Naar de dokter
Opdracht: Maak Werkblad plusopdracht 5.7b.
Klaar? Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een medecursist.
timer
10:00
Slide 19 - Slide
5.7: Naar de dokter
Opdracht: Je bent bij de dokter. Wat is het probleem? Vertel het.
Ik heb last van ...
Ik heb pijn in ...
Ik heb ...pijn
Ik heb soms ...pijn
Slide 20 - Slide
5.8: Jij of u?
Opdracht 1: Wanneer zeg je jij? En wanneer zeg je u? Maak oefening 57. Wat zeg jij? op bladzijde 172 in je boek. Praat daarna samen. Zijn er verschillen? Waarom?
Opdracht 2: Maak Werkblad plusopdracht 5.8. Wat zeg je? Of wat vraag je? Gebruik jij, jou of u.
We bespreken de opdrachten samen.
timer
15:00
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Slide
Pauze
Slide 24 - Slide
5.9: Wat zijn uw klachten?
Opdracht: Maak de EXTRA-opdracht op Werkblad 5.9 achter in je boek (bladzijde 305).
Klaar? Werk dan verder in je boek of online.
timer
10:00
Slide 25 - Slide
5.10: Dokter - dokters
Het meervoud met een -s
één jongen - tien jongens
één dokter - twee dokters
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
Regel: Na -en, -er, -e en -el schrijf je een -s in het meervoud.
Slide 26 - Slide
5.10: Dokter - dokters
Opdracht: Ga naar bladzijde 176, opdracht 72. Luister naar de computer. Schrijf het woord. Schrijf zelf het meervoud.
Slide 27 - Slide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Opdracht: Wat hoor je? Luister naar de docent. Schrijf het woord op het wisbordje.
Slide 28 - Slide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Slide 29 - Slide
5.11: Woorden met -eer, -oor of -eur
Opdracht: Luister naar de docent. Schrijf de zinnen op het wisbordje.