5.1 Invloed van voeding op je gezondheid

5.1 Invloed van voeding op je gezondheid!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.1 Invloed van voeding op je gezondheid!

Slide 1 - Slide

Deze les leer je...
  • Welke voedingsstoffen er zijn;
  • Wat de functies zijn van alle voedingsstoffen;
  • Wat er gebeurt met een teveel aan voedingsstoffen;
  • Wat een normale energiebehoefte van een persoon is;
  • Wat dissimilatie is;
  • Wat een spoorelement is.

Slide 2 - Slide

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 3 - Open question

                             Weet je het nog?
Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie?
geeft energie
geeft geen energie
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 4 - Drag question

De vier functies van voedingsstoffen
  1. Bouwstoffen: stoffen die worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels
  2. Brandstoffen: stoffen die energie leveren
  3. Reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam
  4. Hulpstoffen (beschermende stoffen): stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft

Slide 5 - Slide

Opslag van energie
  • Koolhydraat (glucose)
=> glycogeen
=> spieren, lever.
  • Vet
=> in beenmerg, rond organen en onder de huid.
  • Eiwitten
=> worden niet opgeslagen

Slide 6 - Slide

Waar wordt de reservestof glycogeen opgeslagen?
A
Alleen in de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 7 - Quiz

Waar wordt de reservestof vet opgeslagen? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 8 - Quiz

Water
  • Belangrijk bestanddeel bloed, lymfe en weefselvloeistof
  • Bouwstof
  • Transportmiddel

Slide 9 - Slide

Hoe weet je hoeveel energie in een voedingsmiddel zit?
Energie kan worden uitgedrukt in
kilocalorieën (kcal) of in kilojoule (kJ).

Aanduiding voor de hoeveelheid energie.

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 10 - Slide

Waarom heb je in de pubertijd meer energie nodig dan als volwassene?

Slide 11 - Open question

Energiebehoefte

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;
1.  Geslacht
2. Leeftijd
3. Lichaamsgrootte; mannen hebben een groter lichaamsgrootte
4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.

Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.
= hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.

Slide 12 - Slide

Dissimilatie
= stapsgewijs afbreken van koolhydraten, eiwitten en vetten. hierdoor komt energie vrij-deels warmte, rest in ATP.

  • Volledige dissimilatie: alleen met zuurstof in mitochondriën.
  • Onvolledige dissimilatie: zonder zuurstof leidt tot melkzuur. (verzuring)

Slide 13 - Slide

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust.
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren.

  • 1 uur stilzitten = 4 kJ/min.
  • 1 uur hardlopen = 34 kJ/min.

Slide 14 - Slide

Even aan de slag

Lees blz. 163, 164 en maak
 opdracht: 1-6
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Overzicht

Slide 16 - Slide

Koolhydraten
  • Brandstof => glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever (reservestof)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Gebruik Binas 67F:
uit hoeveel C-atomen bestaat een glucose molecuul?

Slide 22 - Open question

Geef 2 voorbeelden van een di-sacharide

Slide 23 - Open question

In welk voedingsmiddel zit lactose?

Slide 24 - Open question

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen en enzymen
  • Brandstof (als er verder niets te verbranden is)
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen, enzymen
  • Brandstof
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 29 - Slide

Gebruik Binas 67H:
hoeveel verschillende aminozuren zijn er?

Slide 30 - Open question

Wat betekent de '2' bij een aantal aminozuren?

Slide 31 - Open question

Wat betekent het groene kader bij de aminozuren? Wat valt je op?

Slide 32 - Open question

Vetten
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen (reservestof)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Gebruik Binas 67G:
uit welke drie atomen zijn vetten opgebouwd?

Slide 35 - Open question

Verklaar de naam 'triglyceride'.

Slide 36 - Open question

Wat is het verschil tussen een verzadigd en een onverzadigd vetzuur?

Slide 37 - Open question

Vitamines zijn belangrijk bij gezonde voeding.
ze dienen met name als?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Reservestof

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Vitaminen en mineralen

  • Vitaminen: beschermende stof
  • Mineralen: beschermende stof en bouwstof

Slide 40 - Slide

Vitaminen en mineralen
  • Beschermende stoffen
  • Vitaminen: stofwisseling
  • Mineralen: osmotische waarde, bouwstof, zenuwcellen, enzymen, hormonen
  • Spoorelementen

Slide 41 - Slide

Voedingsvezels
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel

  • Nemen water op
  • Goed voor stoelgang (darmen)

Slide 42 - Slide

Zijn voedingsvezels voedingsstoffen?
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

We kijken:
Schooltv-broodje gezond voedingsvezels
0-2.36
en 3.20-4.20

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Diëten
Als je wilt afvallen moet je letten op de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) van stoffen.  

Gebrekziekte: ziekte die ontstaat door een gebrek aan een voedingsstof.

Slide 46 - Slide

Pas op met diëten
Je kan ook te weinig eiwitten, vetten en koolhydraten binnen krijgen: 

- Eiwitten => spieropbouw
- Vetten => celmembraan
- Koolhydraten => hersenen
*van eiwitten en vetten kan glucose gemaakt worden*

Slide 47 - Slide

Spoorelement
= mineralen waarvan kleine hoeveelheden nodig zijn

IJzer => rode bloedcellen
Calcium => bot-opbouw
Vitamine C => bindweefsels (heeft met weerstand tegen ziektes te maken)
Vitamine D => vrijmaken calcium voor opbouw botten

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Video

Huiswerk


Lees en maak paragraaf 5.1:
- opdracht 1 t/m 14.

Slide 50 - Slide