Vwo 2 - K3 E: Grammatik A

VWO 2 - Woche 47 - Stunde 1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VWO 2 - Woche 47 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 

2.Leg op de hoek van je tafel: 
  • Duits boek, (Neue Kontakte vwo 1-2 A)
  • Duits schrift, 
  • pen
  • iPad (omgedraaid, liggend) 

3. Absentie controle

Slide 2 - Slide

Planung

Wochenaufgaben: overhoren  Lernliste B, C, D

Grammatik: de lidwoorden 
  • Uitleg: der, die, das' + üben lessonup 
  • Zelfstandig oefenen: K3 Grammatik: Aufgabe 20, 21, 22, 23, 24, 25








    Doelen


      Vorig leerdoel:
      • Je kunt de woorden over het thema school actief gebruiken (weektaak). 

      Nieuwe leerdoel:
      • Je kent de hoofdregels van het geslacht (der/die/das) voor zelfstandige naamwoorden en kunt deze toepassen. 



      Slide 3 - Slide

      Wochenaufgaben: af en kennen
      Wat: Lernliste B (Niederländisch - wer) NL-DU 
                 Lernliste C + D (DU-NL)
      Wie: Schriftlich
      Zeit: 10 Minuten

      Slide 4 - Slide

      Grammatik: lidwoorden: der, die das? 

      Slide 5 - Slide

      1. Noteer 3 lidwoorden die je ken je in het Duits?
      2. Noteer elk lidwoord of deze mannelijk, vrouwelijk
      of onzijdig is.
      timer
      1:30

      Slide 6 - Open question

      Geslacht zelfstandig naamwoord: der, die, das
      In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!

      In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Bij een zelfstandig naamwoord hoort altijd een (bepaald) lidwoord (de, het). 

      • mannelijk lidwoord= der --> Mann
      • vrouwelijk lidwoord = die --> Frau
      • onzijdig lidwoord= das --> Kind
      • lidwoord bij meervoud = die --> Männer, Frauen, Kinder

      Slide 7 - Slide

      mannelijk lidwoord
      der

      1. Mannelijke personen of dieren: der Onkel, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Kater

      2. Dagen, maanden, seizoenen, windrichtingen : der Montag, der Januar,  der Frühling (lente), der Norden

      3. Zelfstandig naamwoord is gelijk aan de stam van een werkwoord: der Anfang --> anfangen, der Besuch -->besuchen

      Slide 8 - Slide

      vrouwelijk lidwoord
      die

      1. Vrouwelijke personen of dieren: die Mutter, die Lehrerin, die Kuh, die Löwin
      2. Woorden (dingen) op -e: die Straße, die Klasse, die Schule 
      3. Woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung, -ion, - ei, -ik,  -tät, -ur: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Übung, die Präsentation, die Polizei, die Politik, die Universität.
      4. Getallen: die Eins, die Zwei, die Drei, die Hundert ...

      Slide 9 - Slide

      onzijdig lidwoord
      das

      1. Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits: das Buch, das Kind, das Dach, das Fenster, das Heft

      2. onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen (verkleinwoorden): das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein, das Männlein

      Slide 10 - Slide

      Meervoud lidwoord 
      die
      Ten slotte krijgen alle meervoud zelfstandig naamwoorden het lidwoord 'die'.

      der Mann --> die Männer
      das Mädchen --> die Mädchen
      die Schülerin --> die Schülerinnen


      Slide 11 - Slide

      Slide 12 - Video

      Buch: S.78/79

      ______ Oktober
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 13 - Quiz

      Buch: S.78/79

      _____ Herbst
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 14 - Quiz

      Buch: S.78/79

      _____ Wirklichkeit
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 15 - Quiz

      Buch: S.78/79

      _____ Bierchen
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 16 - Quiz

      Buch: S.78/79

      _____ Lampe
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 17 - Quiz

      Buch: S.78/79

      ______ Freundschaft
      timer
      0:30
      A
      der
      B
      die
      C
      das

      Slide 18 - Quiz

      Grammatik: lidwoorden (Artikelwörter)
      Was: machen K3 Paragraf E: Grammatik Aufgabe 20, 21, 22, 23, 24, 25  (S.78)    
      Wie: Lies die Aufgaben und ergänze die Antworten
      Mit wem: selbstständig, Fragen stellen an (1) Mitschüler, flüsternd oder (2) Lehrerin
      Hilfsmittel: Grammatikübersicht Aufgabe                         
      Zeit: 20 Minuten
      Ergebnis: Aufgaben werden nächste Stunde besprochen
      Klaar = Lernen/wiederholen (Study go / Buch)  
      • K3 Lernliste B NL-DU alle Vokabeln
      • K3 Lernliste A, C, D DU-NL alle Vokabeln
      timer
      20:00

      Slide 19 - Slide

      Lernziele checken
      • Je kent de hoofdregels van het geslacht (der/die/das)                                                        voor zelfstandige naamwoorden en kunt deze toepassen. 

      Aufgabe: (2 Minuten)
      Hieronder staan een aantal zelfstandig naamwoorden met een lidwoord die niet klopt. Bespreek met je buurman/buurvrouw de (1) welk lidwoord wel correct is en (2) waarom
      die Kater  - das Besuch -  der Schwester - die Mädchen (ev.) - der Lied
      timer
      2:00

      Slide 20 - Slide

      nächste Stunde
      • Grammatik: der/die/das + meervoud zelfstandig naamwoorden besprechen
      • Grammatik: meervoud zelfstandig naamwoorden
      • Weißt du es noch? Vokabeln Thema Schule



      Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 
      Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

      Slide 21 - Slide