Werkwoordspelling TT

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 
- Je kunt ww in de tt op een correcte manier schrijven. 

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling TT
Stap 1:
Is het woord een persoonsvorm????
Voorbeeld:
1. Het gebeur? vandaag al weer!!
2. Het is vandaag al weer gebeur?.

Slide 4 - Slide

Werkwoordspelling TT
Stap 2:
Staat de zin in de tegenwoordige tijd
of
verleden tijd?

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling TT
Stap 3:
In de tegenwoordige tijd heb je
de volgende drie mogelijkheden;

Slide 6 - Slide

1. Ik of jij, je achter de pv: ik- vorm/ stam
   - ik voor het werkwoord > ik fiets > ik-vorm
   - ik achter het werkwoord > fiets ik
   - je/ jij achter het werkwoord > fiets je, fiets jij

Slide 7 - Slide

2. Hij of jij en je voor de pv: ik vorm+ t....bij twijfel SMURF invullen

   - hij/ zij voor/ achter het werkwoord > hij/ zij fietst, fietst hij/ zij
   - alle andere woorden in het enkelvoud
   - gebruik eventueel SMURF of LOOP, je dan hoort dan of je wel of geen t moet schrijven.

Slide 8 - Slide

3. wij- vorm/ hele werkwoord

   - in de tegenwoordige tijd schrijf je het hele werkwoord op, wanneer het meerdere personen of zaken betreft

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Hij (houden)...................
zich nooit aan zijn woord.
A
hout
B
houd
C
houdt
D
houtd

Slide 12 - Quiz

Ik (vermoeden) .............
dat hij er meer van weet.
A
vermoet
B
vermoed
C
vermoedt
D
vermoetd

Slide 13 - Quiz

Die brief (beantwoorden)............
je morgen wel.
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordt
D
beantwoortd

Slide 14 - Quiz

(Verbinden) ................
je zus mijn hand even?
A
verbint
B
verbind
C
verbindt
D
verbintd

Slide 15 - Quiz

Deze prijzen (gelden)................
alleen tijdens de uitverkoop
A
gelt
B
geld
C
geldt
D
gelden

Slide 16 - Quiz

Go to work!!
Succes!
SUCCES

Ga aan het werk
 in je digitale leeromgeving!

Slide 17 - Slide