6.5 lange en korte klanken + 6.8 G, gg of ch

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.5 korte en lange klanken + 6.8 G, gg of ch
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.5 korte en lange klanken + 6.8 G, gg of ch
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel en ook je schrift. 
Open je boek op bladzijde 240. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2. Terugblik
Het alfabet bestaat uit klinkers en medeklinkers.
Wat zijn de klinkers in het alfabet?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

3. Lesdoel
Tijdens deze les leer je:
  • Wat klankgroepen zijn
  • Wat korte- en wat lange klanken zijn
  • Hoe je woorden met een korte klank langer maakt
  • Hoe je woorden met een lange klank langer maakt
  • Of je woorden met een G, gg of ch schrijft

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

4. Instructie
Korte en lange klanken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Klankgroepen
Je kunt een woord in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit een of meer klankgroepen bestaan. 

Brood              brood                  een klankgroep
kroket             kro-ket                twee klankgroepen
hagelslag     ha-gel-slag       drie klankgroepen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Woorden met lange klank verlengen
We hebben de volgende lange klanken: aa, oo, uu, ee
De regel:
Hoor je een lange klank aan het einde van een klankgroep, dan laat je een klinker weg als je het woord schrijft. 

Voorbeeld: één maan - twee manen (niet *maanen).
                           boom -twee bomen         
                           buur  -twee buren            
                           beer -  twee beren           

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
- Je kent de regel voor het verlengen van woorden met een lange klank en één medeklinker aan het eind. 
- Je kunt deze regel toepassen op veelvoorkomende woorden.
Woorden met korte klank verlengen
We hebben de volgende korte klanken: e, a, i, u, o
De regel:
Hoor je een korte klank aan het einde van de klankgroep, dan komt er een medeklinker bij als je het woord schrijft.

Voorbeeld:           dop              doppen
                                   pet               petten

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord Beren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Heeft het woord beren in de 1e klankgroep een lange of korte klank?
A
Lange klank
B
Korte klank

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: woordenboek
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Heeft het woord 'woordenboek' in de 1e klankgroep een korte of een lange klank?
A
Korte klank
B
Lange klank

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is juist geschreven
A
kippenhok
B
kipenhok

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is juist geschreven?

A
Melkflesen
B
Melkflessen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Hommel
A
korte klank
B
lange klank
C
beiden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Zeehond
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beiden

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

4. Instructie
G, gg of ch

Bij woorden met een g-klank hoor je niet altijd hoe ze moet spellen.
Dit zijn weet-woorden. Je moet ze uit je hoofd leren. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Licht  of ligt ? 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 16 en 17 op blz 240/241
En opdracht 24 op blz 245.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je eventuele fouten.
Daarna ga je in stilte lezen of maak je een puzzel. 
timer
1:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

7. Evaluatie
Wat is het verschil tussen een korte en een lange klank?
Hoe weet je of je een woord met G, gg of ch schrijft?


Huiswerk:
Vrijdag 18 juni
Blok 6: opdracht 16, 17 en 24 af


Slide 20 - Slide

This item has no instructions