Werkwoordspelling

Uitspraak
Een sollicitatiebrief met veel spelfouten
verdwijnt meteen naar de stapel
Afgewezen

Vind je dat terecht? 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Uitspraak
Een sollicitatiebrief met veel spelfouten
verdwijnt meteen naar de stapel
Afgewezen

Vind je dat terecht? 

Slide 1 - Slide

Programma

1. Instructie werkwoordspelling (10 min) 

2. Werkfase: Maak de spellingtest 1 - 10 (25 min)

3. Evaluatie (Quiz) 

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling

1. Begin met de ik-vorm

2. ott - stam of stam plus t
3. ovt - stam plus te(n) of de(n)
4. vtt - stam plus t of d 

Slide 3 - Slide

Spelling tegenwoordige tijd
Het huis (branden) ott
  • ik-vorm: ik brand
  • Vervang ww door lopen: hoor je wel of geen -t?

  • Het huis brandt (stam plus t)

Slide 4 - Slide

Spelling verleden tijd (ovt)
Het huis (branden) ovt
  • ik-vorm: ik brand
  • Komt er te of de achter de stam?
  • Hele werkwoord zonder - en
  • In dit geval eindigt dat op een -d
  • Een d zit niet in TEXKOFSCHIP

  • Het huis brandde.

Slide 5 - Slide

Spelling voltooid deelwoord
Hij is naar huis (fietsen)
  • ik-vorm: ik (ge) fiets
  • Vraag: eindigt het voltooid deelwoord op een t of een d?
  • Werkwoord zonder -en
  • In dit geval eindigt dat op een -s
  • Een -s zit in het TeXKoFSCHiP

  • Hij is naar huis gefietst

Slide 6 - Slide

Werkfase
Maak de test werkwoordspelling
Schrijf je naam, klas en datum boven het blad
Pas de regels toe
Je hebt 30 minuten 
Ik loop langs om uitleg te geven


Slide 7 - Slide

Afgelopen weken ... we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 8 - Quiz

werkwoordspelling
Morgen ... (presenteren) Remco de resultaten van zijn onderzoek
A
presenteert
B
presenteerd
C
presenteerdt
D
presenteer

Slide 9 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 11 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 12 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 13 - Quiz

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quiz

Het ... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurdde
C
gebeurdt
D
gebeurt

Slide 15 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 16 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.

Slide 17 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 18 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Zij downloadt het document
B
Zij download het document

Slide 19 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd

Slide 20 - Quiz

Wil je meer oefenen met de werkwoordspelling?

Slide 21 - Open question