Bs 2.4 Cellen

2.4 CELLEN
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.4 CELLEN

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Ik kan de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 2 - Slide

In de herhaling
Wat weet je nog van 2.1 en 2.2?

Slide 3 - Slide

Opperhuidcellen
Cellen met bladgroen
Nerf
Huidmondjes

Slide 4 - Drag question

Organisatie niveaus van klein naar groot
Cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Oganisme

Slide 5 - Drag question

Dierlijke Cellen
Cellen van dieren bevatten een dikke vloeistof: cytoplasma (water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes)
Daaromheen zit een dun vlies: celmembraan (vetten en eiwitten)
In het cytoplasma ligt het regelcentrum van de cel: de celkern
Kern bevat kernplasma en is omgeven door een membraan: het kernmembraan


Slide 6 - Slide

Dierlijke Cellen

Niet alles kan door het celmembraan heen (glucose niet, zuurstof wel). Voor sommige stoffen zitten er speciale eiwitten in het celmembraan
Nuttige stoffen worden opgenomen, afvalstoffen kunnen naar buiten

Slide 7 - Slide

Plantaardige 
Cellen

Hebben extra celonderdelen:
  • Vacuole: blaasje gevuld met vocht, opslag van stoffen en stevigheid
  • Plastiden: korrels met speciale functie
    (bladgroenkorrels, kleurstofkorrels, zetmeelkorrels)
  • Celwand: laag om celmembraan, zorgt voor stevigheid. Is eigenlijk geen onderdeel van de cel maar tussencelstof!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Plastiden

  • Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
  • Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
  • Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel

Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!

Slide 10 - Slide

Celorganellen

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Bijvoorbeeld: celkern, vacuole, plastiden

Slide 11 - Slide

Organellen
- Celkern
- Ribosomen
- Mitochondriën

Slide 12 - Slide

Organellen
Mitochondriën hebben een functie in de energievoorziening van de cel.

Ribosomen helpen met het maken van eiwitten.

Slide 13 - Slide


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 14 - Quiz

Deze cel heeft een celkern en een celwand. Wat voor cel kan het zijn?
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel
C
prokaryote cel
D
virus cel

Slide 15 - Quiz

Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 16 - Quiz

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel

Slide 17 - Quiz

Mitochondrien hebben de volgende functie in een cel:
A
Maken van eiwitten
B
Energievoorziening
C
Transport van water
D
Transport van glucose

Slide 18 - Quiz

Doel van vandaag:
Maak alle opdrachten in de online methode
(2.1 organen van dieren 1 t/m 7 --> in je werkboek)
2.2 organen van planten 1 t/m 9
2.3 weefsels 1 t/m 9
2.4 cellen 1 t/m 9
Maak de samenvatting vragen in je boek of schrift!

Slide 19 - Slide

Evaluatie Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 20 - Slide