4.3 genotmiddelen


Welkom bij NT2!





Klas: 
CP3, H4.3
Datum: 13 november 2023
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Welkom bij NT2!





Klas: 
CP3, H4.3
Datum: 13 november 2023

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen


  •  ik ken de woorden uit hoofdstuk 4 - taak 3
  •  ik heb geoefend met 'er'

Slide 2 - Slide


Groep 2: lezen tekst blz. 77 + opdr. 1.1 en 1.2
Programma


  • Praten over de vakantie
  • Woorden hoofdstuk 4- taak 3
  • Grammatica: er
  • Peer2Peer

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Inloop
Hoe was mijn weekend?
Vertel 3 dingen wat je deze vakantie hebt gedaan. 
Twee dingen zijn WEL waar.
Een ding is NIET waar.

Kunnen de andere leerlingen raden welke leugen je hebt verteld?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

HAND OPSTEKEN

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent 'afhankelijk zijn van'?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent 'geen kwaad kunnen'?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent 'verslaafd raken aan'?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent 'doorgaan met'?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Spreken: verbindingen en idioom

H4, werkblad

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2. er + onbepaald subject
er = voorlopig subject
4. er + prepositie
1. er + woord van hoeveelheid
er gevolgd door telwoord/woord van hoeveelheid 

3. er van plaats 
er kun je vervangen door hier/daar, 
er vervangt het object
in zinnen met werkwoord + vaste prepositie 

5. er + passief
er vervangt van het subject
na het eerste werkwoord
aan het begin van de zin
na het eerste werkwoord
na het eerste werkwoord
aan het begin van de zin

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.
Deze 'er' gebruik je om een indefiniet subject te introduceren,

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.
Deze 'er' gebruik je om een indefiniet subject te introduceren,
vaak in combinatie met 'zijn', 'liggen', 'hangen', 'staan', 'zitten', 'lopen'. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.
Deze 'er' gebruik je om een indefiniet subject te introduceren,
vaak in combinatie met 'zijn', 'liggen', 'hangen', 'staan', 'zitten', 'lopen'. 
Deze 'er' staat 
aan het begin van de zin.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.
Deze 'er' gebruik je om een indefiniet subject te introduceren,
vaak in combinatie met 'zijn', 'liggen', 'hangen', 'staan', 'zitten', 'lopen'. 
Deze 'er' staat 
aan het begin van de zin.
Er is nog koffie!
Is er nog koffie?
Waarom is er geen koffie meer?




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

2. er + indefiniet subject
er = voorlopig subject
aan het begin van de zin
Er loopt een kat door de tuin.
Deze 'er' gebruik je om een indefiniet subject te introduceren,
vaak in combinatie met 'zijn', 'liggen', 'hangen', 'staan', 'zitten', 'lopen'. 
Deze 'er' staat 
aan het begin van de zin.
Er is nog koffie!
Is er nog koffie?
Waarom is er geen koffie meer?




bijzin
werkwoord aan het eind
... omdat er een probleem is
Ze zegt dat er een probleem is.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

4. Er - + prepositie
Heb je naar de film gekeken? 
Heb je je in dat probleem verdiept?
Heb je in het dossier wijzigingen aangebracht?
Heb je de film gezien? 
Heb je dit probleem opgemerkt?
Heb je dat dossier al doorgestuurd?
Ik heb hem gezien. 
Ik heb het opgemerkt.
Ik heb het al doorgestuurd.
Ik heb ernaar gekeken. 
Ik heb me erin verdiept?
Ik heb er wijzigingen in aangebracht?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

4. Er - + prepositie
‘er’ wijst vooruit  

Ik dacht eraan toen het weer lente werd.
‘er’ + prepositie in combinatie met een bijzin  

Ik dacht eraan toen het weer lente werd.

■ Ik ben erbij betrokken.
■ Ik ben er verbaasd over.
verbaasd = adjectief
betrokken = participium van betrekken.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Zet de zinnen in de goede volgorde
1)-er -Ik eet - patat -het liefste- bij
...............................................................................................................................
2) Lekkere ijsjes? - ben - ik- helemaal -aan verslaafd-Daar
...............................................................................................................................
3)  geeft -Ketjap- een oosters tintje- aan- er
...............................................................................................................................
4)  gebruik van- ik- Daar-maak - natuurlijk- graag
...............................................................................................................................


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Maak de zinnen korter.
.
‘Er’ of ‘daar’ met een prepositie: Maak de zinnen korter door ‘er’ of ‘daar’ te gebruiken.
 
1. Ik doe de CD in de Cd-speler en ik luister naar de CD.
...........................................................................................................................................................
2. Hij schenkt de koffie in een beker en doet melk en suiker bij de koffie
.................................................................................................................................................................. 
3.  Ja, ik heb je e-mail gelezen en zal morgen antwoord geven op je e-mail.
.............................................................................................................................................................

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Spreken: 'er'
Werkblad

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de woordenlijst
Taak 3 (blz. 108)

Gebruik je woordenboek!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Pak een wisbordje

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Piet is heeft slecht geslapen, dus hij is erg moe en een beetje ........vandaag.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

In China ......... ze veel speelgoed.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Iets wat van mij is, noem je ook wel.........

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Iets wat niet mag, is:.......

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Alcohol en drugs zijn........

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Ander woord voor 'fysiek':.........

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Dit heb je thuis en moet je water geven (geen huisdier!).

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Maak zinnen met deze woorden

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Rendictee

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Spreken: verbindingen en idioom

H4.3 werkblad

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat heb ik geleerd?

- ik heb geoefend met 'er'
- ik ken de woorden uit hoofdstuk 4 - taak 3

Slide 37 - Slide

Groep 2: 
Huiswerk
Vertaal de woorden van taak 1 en 2 op blz. 108.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions