Woordenlijst: fungeren, de gedupeerde, kermen, de rentree
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat kenmerken en functie van voorzetsels zijn in een zin.
Ik kan in een zin bepalen wat voorzetsels zijn.
Ik kan bijzonderheden met voorzetsels in een gegeven zin aanwijzen en uitleggen.
Ik kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van zinnen met voorzetsels.
Slide 3 - Slide
Voorzetsels
Slide 4 - Mind map
Uitleg
Een voorzetsel is een woord dat je 'voor' een element in de zin 'zet'. Je geeft met een voorzetsel aan waar of wanneer iets is. Vaak staat het voor het zelfstandig naamwoord.
- altijd aan het begin van een woordgroep. voor haar huis
- voorzetseluitdrukkingen. zij eten soep in plaats van rijst
- achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel. Hij rijdt de weg op.
- vaste voorzetsels. Zij gelooft in mij
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Draai aan het rad en maak een zin met het voorzetsel.
Schrijf de zin in je schrift. Onderstreep het voorzetsel.
timer
5:00
Slide 7 - Slide
Opdracht
Vorm een tweetal.
Neem een camera of je laptop mee.
Maak in de school of buiten een foto waarop duidelijk een voorzetsel te zien is. Doe dit 2x.
Kom terug naar de klas en upload je foto's in de Lesson Up.