This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1: Burgers & Stoommachines
Paragraaf 2: Het leven in een industriestad
Slide 1 - Slide
Wat gaan wij vandaag doen?
Lesdoelen
Introductie
Instructie
Verwerking
Aan de slag!
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Studiewijzer
d
Week ...
Lesdoel
Opdracht
A: Je kunt de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beschrijven.
B: Je kunt de werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij en de middenklasse beschrijven.
C: Je kunt een belangrijk economisch idee en een belangrijk politiek idee noemen van liberalen in de 19de eeuw.
Lees: Paragraaf 2, hoofdstuk 1.
Maak: Opgave 2 t/m 12.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
A. Het leven van Arbeiders
Werkomstandigheden
De werkdagen waren lang
De lonen waren erg laag
Vaak moest het gehele gezin werken in de fabriek, dus ook de kinderen
''De kinderen zagen er dan ook ‘allerellendigst en als levende skeletten uit. Daarbij komt dat zij niet genoegzaam gevoed worden en slechts ƒ 0,25 per dag verdienen.'' (Uitspraak uit de Arbeidsenquite 1887)..
Bron 1: Kinderarbeid in de Verenigde Staten (1908).
Slide 5 - Slide
A. Het leven van Arbeiders
Werkomstandigheden
Het werk was gevaarlijk
Het werk was ongezond
Arbeiders raakte vaak langdurig ziek of gehandicapt
''Ik verzuip mijn kinderen nog liever, dan dat ik ze hun handen kwijt laat werken ''
(Uitspraak uit de Arbeidsenquite 1887)..
Slide 6 - Slide
A. Het leven van Arbeiders
Werkomstandigheden
Ondernemers konden arbeiders zomaar ontslaan
Arbeiders die klaagden werden ontslagen
Slide 7 - Slide
A. Het leven van Arbeiders
Leefomstandigheden
De huizen van arbeiders lagen erg dicht bij de fabrieken
De huizen waren van erg slechte kwaliteit: geen stromend water, riolering, dicht op elkaar.
Er braken vaak ziektes uit door slechte hygiëne
Geldgebrek en dus slecht eten
Bron 2: Arbeidswoningen uit 1856 in Amsterdam.
Slide 8 - Slide
Verwerking
Welke werk- en leefomstandigheden herken je in het volgende fragment?
Individueel schrijf je het volgende in je schrift op:
De werkomstandigheden van arbeiders
De woon/leef omstandigheden van arbeiders
Wat vind je van de positie van de arbeiders? Is deze goed of slecht?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Aan de slag!
Lees: Paragraaf 2 van hoofdstuk 1
Maak: Opgave 1b t/m11
Klaar?
Leren paragraaf 2 van hoofdstuk 1
Of...
Samenvatten paragraaf 2 van hoofdstuk 1
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Afsluiting
Stiftenopdracht
Je krijgt met je klas 2 minuten de tijd om op het bord zo veel mogelijk op de schrijven over:
Wat heb je vandaag geleerd?
Je mag stiften doorgeven, maar nietgooien.
Als je klaar bent ga je zitten.
Op het einde bespreken we de opdracht.
timer
2:00
Slide 12 - Slide
Hoofdstuk 1: Burgers & Stoommachines
Paragraaf 1: De industriële Revolutie
Slide 13 - Slide
Wat gaan wij vandaag doen?
Terugblik
Lesdoelen
Instructie
Aantekening
Verwerking
Aan de slag!
Afsluiting
Bron 1: Foto van ondernemersgezin ergens eind 19de eeuw.
Slide 14 - Slide
Terugblik
De vorige les hebben we het gehad over:
De werk- en leefomstandigheden van fabrieksarbeiders.
Schrijf op je post-it zo veel mogelijk op wat je hier nog van weet.
Klaar? Plak je post-it op het bord en wacht even tot we de opdracht gaan bespreken.
timer
1:00
Slide 15 - Slide
Studiewijzer
d
Week ...
Lesdoel
Opdracht
A: Je kunt de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beschrijven.
B: Je kunt de werk- en leefomstandigheden van de gegoede burgerij en de middenklasse beschrijven.
C: Je kunt een belangrijk economisch idee en een belangrijk politiek idee noemen van liberalen in de 19de eeuw.
Lees: Paragraaf 2, hoofdstuk 1.
Maak: Opgave 2 t/m 12.
Slide 16 - Slide
B. Het leven van de burgerij
De samenleving was opgedeeld in verschillende groepen en deze verschilden drastisch van elkaar.
Gegoede burgerij
Deze woonden ver weg van de fabrieken, weg van het vuil en de stank. Zij hadden grote huizen met tuinen.
Zij werden minder snel ziek, want ze hadden onder andere een eigen wc, gezond voedsel en schoon drinkwater.
Deze groep had veel bezittingen, zoals fabrieken. Zij hadden dus veel geld.
Middenklasse
De middenklasse was een middengroep van bijvoorbeeld geschoold kantoorpersoneel, winkeliers en schoolmeesters. Zij hadden het beter dan de arbeiders, maar waren niet zo rijk als de ondernemers.
Arbeidersklasse
• De arbeidersklasse was de grootste klasse, onderaan de samenleving. De arbeiders hadden geen eigen bezit (land, huis of bedrijf). Ze konden alleen iets verdienen door te werken.
Slide 17 - Slide
Verwerking
Schrijf 1 t/m 3 op in je schrift.
Schrijf pér afbeelding op.
1. Welke klasse zie je?
2. Waar zie je dat aan?
3. Hoe waren hun leefomstandigheden?
AFBEELDING 1.
Slide 18 - Slide
Verwerking
Schrijf 1 t/m 3 op in je schrift.
Schrijf pér afbeelding op.
1. Welke klasse zie je?
2. Waar zie je dat aan?
3. Hoe waren hun leefomstandigheden?
AFBEELDING 2.
Slide 19 - Slide
Verwerking
Schrijf 1 t/m 3 op in je schrift.
Schrijf pér afbeelding op.
1. Welke klasse zie je?
2. Waar zie je dat aan?
3. Hoe waren hun leefomstandigheden?
AFBEELDING 3.
Slide 20 - Slide
C. Het liberalisme
Alleen mensen uit de gegoede burgerij mochten stemmen op de politiek.
Hierom werd er weinig gedaan aan de slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeiders.
Deze gegoede burgerij waren aanhangers van het liberalisme.
Schrijf mee met de volgende aantekening
Slide 21 - Slide
Aantekening paragraaf 2: Het liberalisme
Slide 22 - Slide
Aan de slag!
Lees: Paragraaf 2 van hoofdstuk 1
Maak: Opgave 1 t/m11
Klaar?
Leren paragraaf 1 van hoofdstuk 1
Of...
Samenvatten paragraaf 1 van hoofdstuk 1
timer
10:00
Slide 23 - Slide
Afsluiting
Stiftenopdracht
Elke rij in de klas is een groep. Elke groep krijgt één stift.
Telkens mag er maar één iemand pér groepje schrijven.
Je schrijft op je eigen borddeel zo veel mogelijk over de omstandigheden van de middenklasse- en gegoede burgerij op.