Herhaling H1 (3 lessen)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhaling H1

Lesplanning

1. Herhaling evenwicht en hefbomen
2. Zelfstandig werken
   Opnieuw maken 20, 21 en 23
   Oefentoets maken
3. Bespreken 20, 21 en 23

Overzicht H1

• Krachten tekenen
• zwaartekracht en massa
• Evenwicht
• Hefbomen
• Katrollen
• Druk

In classroom staat het kennen en kunnenlijstje.

Vragen/wensen voor de lessen herhaling?

Keuze

Zelfstandig (in stilte) de oefentoets maken

of 

klassikaal oefenen.

Evenwicht

Welk(e) blokje(s) is/zijn in evenwicht?

1. Blokje A, B en C
2. Blokje A en C
3. Blokje B
4. Blokje B en C

Hefbomen

zijn apparaten die de evenwicht regel (hefboomwet) gebruiken om ervoor te zorgen dat je minder kracht nodig hebt.

Stappenplan

1. Draaipunt tekenen
2. Werklijnen tekenen
3. De arm opmeten van beide krachten
4. Hefboomwet gebruiken

F⋅r(linksom)=F⋅r(rechtsom)

Leg uit in welke situatie je de minste spierkracht nodig hebt om de kruiwagen op te tillen.

Hefbomen

kruiwagen

Als je de kruiwagen loslaat, valt deze om, leg uit hoe dit komt.

Hefbomen

press-up

Voorbereiden 

toets

1. (Opnieuw) maken opgave
   20, 21 en 23 van §1.3
   
   
2. Oefentoets in je digitale boek maken

oefenen, oefenen, oefenen

Tot 13:35

      Opgave 20

      Opgave 21

      Opgave 23

Herhaling H1

Lesplanning

1. Herhaling katrollen en druk
   
2. Oefentoets maken
3. Afsluiting
   bespreken opgave 50 + wensen laatste les
   
   
   

Vrijdag - digitaal

Evt. afsluiten met kahoot over druk.

Keuze

Zelfstandig (in stilte) de oefentoets maken

of 

klassikaal oefenen.

Katrollen

Katrollen

fitness

Hoeveel keer zo groot is de
massa die je met dit apparaat
op kan tillen?

1. 2 keer
2. 3 keer
3. 4 keer
4. 5 keer

Druk

p=​A​​F​​

Druk omrekenen

• 1 m² = 10 000 cm² 
   
• 1 N/m² = 1 Pa
   
• 1 N/cm² = 10 000 N/m²

120 cm² = ... m²

1. 0,012
2. 1,2
3. 12 000
4. 1 200 000

1,3 Pa = ... N/m²

1. 0,013
2. 1,3
3. 1300
4. 130 000

5 N/cm² = ... N/m²

1. 0,0005
2. 0,05
3. 500
4. 50 000

De naaldhakken van
Angelina Jolie
VS
een olifantenpoot

Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van de vier poten is 0,097 m². Bereken de druk onder de poot van de olifant.

1. 485 Pa
2. 4758 Pa
3. 51 546 Pa
4. 505 670 Pa

Gegeven

m = 5000 kg --> Fz = 49050 N

A = 0,097 m²

Oplossing

p = F / A

    = 49050 / 0,097
    = 505 670 Pa

Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van twee hakken is 0,001 m².
Bereken de druk onder de hakken van Angelina Jolie.

Gegeven

m = 60 kg --> Fz = 588,6 N

A = 0,001 m²

Oplossing

p = F / A

    = 588,6 / 0,001
    = 588 600 Pa

Voorbereiden 

toets

Maak de oefentoets

in het digitale boek

in stilte

Tot 13:37

Klaar

Voorbereiden toets:

• opgaven uit je boek nogmaals maken
• oefenopgaven classroom
• Beknopte samenvatting maken
• vragen stellen

Opgave 50

De druk onder een kist is
13,5 N/cm². De kist staat op een oppervlakte van 540 cm².

Bereken de massa van de kist.

Gegevens

• p = 13,5 N/cm²
• A = 540 cm²
• m = ?
  
  
• p = F / A
• 13,5 = F / 540
• F = 13,5 * 540 = 7290 N
• m = 7290 / 9,81 = 743 kg

Oplossing

Volgende les wil ik ...

zelfstandig leren voor de toets en individuele vragen stellen.

Klassikaal herhalen hefbomen

Klassikaal herhalen druk

Klassikaal herhalen krachten tekenen

Klassikaal herhalen katrollen

Herhaling H1

Lesplanning

1. Bespreken opgave 20, 21 en 23
2. 'Oefentoets' maken
   - video's met uitleg bekijken
3. Afsluiting

Overzicht H1

• Krachten tekenen
• zwaartekracht en massa
• Evenwicht
• Hefbomen
• Katrollen
• Druk

In classroom staat het kennen en kunnenlijstje.

H1

Krachten tekenen

Evenwicht

Hefbomen

Druk

Katrollen

Zwaartekracht

F​z​​(N)=m(kg)⋅9,81

Oppervlakte en kracht

p(Pa)=​A(m​2​​)​​F(N)​​

Belangrijk

• Geen berekening = geen punten
• Antwoord afronden en de eenheid noteren.

      Opgave 20

      Opgave 21

      Opgave 23

Druk

Voorbereiden 

toets

Oefenopgaven
week 49
video's in classroom

in stilte

Of...

• opgaven uit je boek nogmaals maken
• oefentoets in je boek
• oefenopgaven classroom
• Beknopte samenvatting maken

Quiz over druk

Druk

De eenheid van druk is

1. • N/m
2. • N/m2
3. • Nm
4. • N/m3

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 40 cm lang en 0,1 cm breed.
Hoe groot is de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 80 kg?

1. 20 N/cm²
2. 50 N/cm²
3. 200 N/cm²
4. 500 N/cm²

De graafmachine heeft een massa van 8700 kg. De machine staat op rupsbanden. Het contactoppervlak met de grond is bij elke rupsband 7,0 m bij 60 cm.
Bereken de druk van de graafmachine op de ondergrond in Pa. Geef je antwoord in een geheel getal.
De druk van de graafmachine op de ondergrond is ...... Pa.

De eenheid van druk is

1. kracht per meter (N/m).
2. newton per meter (N/m).
3. kracht per vierkante meter (N/m²).
4. newton per vierkante meter (N/m²).

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 35 cm lang en 0,1 cm breed.
Bereken de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 70 kg.
De druk is ........ N/cm²

Een Jeep heeft een massa van 2000 kg. Het contactoppervlak met de grond is bij elke band 0,4 m bij 25 cm.
Bereken de druk van de Jeep op de ondergrond.
De druk van de Jeep op de ondergrond is ....... Pa.

De afmetingen van een baksteen zijn 23 bij 10 bij 8 cm.
Op welke zijde moet de baksteen staan om de druk zo groot mogelijk te maken?

1. op de zijde van 23 bij 10 cm
2. op de zijde van 23 bij 8 cm
3. op de zijde van 10 bij 8 cm

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden. De rupsbanden zijn nodig om de                                  over een groter oppervlak te verdelen. Daardoor wordt de                                     op de grond                    . 

druk

kracht

groter

kleiner

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden.
Jos beweert dat rupsbanden nodig zijn om de kracht over een groter oppervlak te verdelen.
Karim beweert dat hoe breder de rupsbanden zijn, hoe groter de druk op de grond is.
Wie heeft of hebben gelijk?

1. Jos en Karim hebben allebei gelijk.
2. Jos heeft gelijk.
3. Karim heeft gelijk.
4. Geen van beide.