Bezittelijke voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval
(zie volgende slides)
Possessivpronomen
Slide 5 - Slide
Possessivpronomen 1e naamval
Slide 6 - Slide
Possessivpronomen 4e naamval
Slide 7 - Slide
Positionsverben
Präpositionen: in, an & auf
Slide 8 - Slide
Lernwortschatz (woorden)
In Arbeitsbuch (S. 20-21) van DU-NL en NL-DU!
Lektion 20
LET OP: Berufe leer je niet!
Slide 9 - Slide
Let op de hoofdletters!
Slide 10 - Slide
Grammatik
Lektion 20
Slide 11 - Slide
Reflexive Verben
Hierbij moet je ook het werkwoord (freuen, fühlen, ärgern, treffen & streiten) goed vervoegen!
Slide 12 - Slide
'ohne' + Akkusativ
Slide 13 - Slide
Lernwortschatz (woorden)
In Arbeitsbuch (S. 28-29) van DU-NL en NL-DU!
Je leert dus alle woorden beide kanten op!
Lektion 21
Slide 14 - Slide
Let op de hoofdletters!
Slide 15 - Slide
Grammatik
Lektion 21
Slide 16 - Slide
Negation
Slide 17 - Slide
Personalpronomen Dativ
Slide 18 - Slide
'zu' + Dativ
Slide 19 - Slide
voltooide deelwoorden
Leer ook de juiste vormen van hulpwerkwoorden 'haben' en 'sein' bij de persoonlijke voornaamwoorden. Op je blad staat namelijk alleen de er/sie/es vorm.
Blad onregelmatige sterke werkwoorden
Slide 20 - Slide
Lezen
Slide 21 - Slide
Tips:
'Feesttenten'
Oefeningen uit het boek bekijken + eventueel nog een keer oefenen