Les 1 lastige werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Lastige werkwoorden

Planning

1e uur Lezen

Uitleg

Werk maken

2e uur Verder met de e-mail opdracht 

Doel

Je leert over lastige werkwoorden

Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden (doe-woorden)

Drie verschillende tijden

1. tegenwoordige tijd

2. verleden tijd

3. voltooid deelwoord

Tegenwoordige tijd (tt)

De tijd van nu

(stam of stam+t)
Tom verdient veel geld.
Mijn vader ontwikkelt foto's.

Verleden tijd (vt)

De tijd die geweest is (vroeger)

(stam+te(n) / stam+de(n) / klankverandering)

Tom verdiende veel geld.

Mijn ouders werkten erg hard.

De baby sliep goed.

Voltooid deelwoord (vd)

Komt altijd samen met nog een werkwoord in de zin.

Staat in de zin vaak achteraan.

Begint meestal met ge-, ver-, her-, be-, ont-

Tom heeft veel geld verdiend.

Er is een ongeluk gebeurd.

Verschil in tt en vd

Hoor jij een verschil?

Tycho bezichtigt een hoop huizen.

Tycho heeft een hoop huizen bezichtigd.

Hoe weet je nou of je een -t of -d schrijft?

Waarom (overleggen - tt) Pieter niet met zijn klasgenoten.

Gisteren (overleggen -vt) de baas met zijn medewerker.

Wij hebben op zaterdag (overleggen - vd) over de regels op de club.

Jane (vermoeden - tt) dat jij nu wel weet op wie zij verliefd is.

(Vermoeden - vt) jij al een poosje dat hij zich niet lekker voelde?

De politie had niet (vermoeden - vd) dat de buurman de dader was.

Aan de slag 

Maken blz 1,2,3,4