12. Je legt het verband tussen de bouw van de dunne darm en zijn opname capaciteit.
13. Je beschrijft de resorptie van wateroplosbare en vetoplosbare stoffen
14. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de verwerking van vetachtige stoffen
Slide 2 - Slide
Darmepitheel
De darmen zijn helemaal bedekt met epitheelcellen (dekcellen). Die cellen vormen de grens tussen buiten (inhoud van de darmen) en binnen (in de cellen/ weefselvloeistof/ bloed).
De darm bevat darmplooien, de plooien bevatten vlokken en de epitheelcellen bevatten microvilli: oppervlakte vergroting.
Slide 3 - Slide
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
zo groot als twee tennisvelden (150-200 m2)
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Tight Junctions
Darmcellen aan elkaar mbv tight junctions (een soort nietjes).
Bescherming intern milieu.
Slide 6 - Slide
Resorptie
Stoffen moeten door de darmcel heen om bij een bloedvat te kunnen komen.
Slide 7 - Slide
Resorptie
De opname van stoffen uit de darminhoud door de darmcellen heet resorptie.
Voor resorptie moeten stoffen het celmembraan van de cel passeren. Van de darminhoud naar de darmcel en aan de andere kant van de darmcel naar de weefselvloeistof.
Bloedvaten en lymfevaten nemen de stoffen op uit de weefselvloeistof.
Slide 8 - Slide
Resorptie
Verteringsproducten kunnen op verschillende manieren het celmembraan van de darmwandcel passeren. Dit is vrijwel altijd met een transporteiwit.
Passief/Actief en Uniport/Symport/Antiport (zie boek)
Slide 9 - Slide
passief/actief uniport/symport/antiport
Slide 10 - Slide
Passief/actief transport
Slide 11 - Slide
Transport via eiwitten
Slide 12 - Slide
Resorptie
Glucose en
aminozuren gaan samen met Na+ door
een transporteiwit.
Concentratie-gradiënt (concentratie-
verschil) voor Na+ nodig!
Slide 13 - Slide
Resorptie
Aan de andere kant gaan glucose/ aminozuren door een ander transporteiwit.
Slide 14 - Slide
Resorptie
Om de concentratie Na+ in de darmcellen laag te houden liggen er aan deze kant ook Na+/K+ pompen.
Die pompen 2 K+ naar binnen en 3 Na+ naar buiten.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Resorptie
Er zijn ook transporteiwitten die vitamines opnemen.
Water gaat de darmcellen in als gevolg van osmose.
Water wordt ook weer afgegeven aan de weefselvloeistof en daarna aan het bloed.
Slide 17 - Slide
Resorptie
Door de eigenschappen van vetten gaat de resorptie van vetten anders dan voor wateroplosbare stoffen.
Slide 18 - Slide
Losse vetzuren diffunderen de cel in.
Monoglyceriden gebruiken een transporteiwit.
MAG=monoglyceride
Slide 19 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Korte en middellange losse vetzuren (≤ 12 c atomen) diffunderen de cel uit en komen in de bloedsomloop (4).
Lymfevat
Slide 20 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Lange vetzuren en monoglyceriden worden door de cel weer tot triglyceriden gevormd (1).
Lymfevat
Slide 21 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
De triglyceride worden een vetdruppel en worden door het golgisysteem omgeven door een membraan = chylomicron (2).
Lymfevat
Slide 22 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Het chylomicron verlaat de cel via exocytose en gaat een lymfevat in (3).
Lymfevat
Slide 23 - Slide
Transport vetachtige stoffen
De chylomicronen gaan via de lymfevaten bij de sleutelbeenader de bloedsomloop in.
Uiteindelijk bereiken alle opgenomen vetachtige stoffen de lever.
Slide 24 - Slide
De lever
De lever maakt verschillende soorten blaasjes om vetachtige stoffen naar andere lichaamsdelen te sturen: LDL en HDL.
Slide 25 - Slide
HDL/DLD Lipoproteïnen
Veel eiwit tov vetten:
nemen cholesterol op in de bloedvaten
Weinig eiwit tov vetten:
geeft cholesterol af in de bloedvaten
Slide 26 - Slide
Atherosclerose (slagaderverkalking)
In beschadigingen in de bloedvatwand hoopt zich cholesterol op en het 'verkalkt': de bloedvaten worden stijver en de doorstroomopening wordt kleiner.
Slide 27 - Slide
Embolie/ infarct
De slagaderwand scheurt als gevolg van de verdikking en er ontstaat een stolsel. Dit kan het bloedvat helemaal afsluiten.
Het stolsel kan losraken en elders een bloedvat afsluiten: embolie.
Een embolie kan een infarct veroorzaken (afsterven van weefsel).
Slide 28 - Slide
Lesdoel
12. Je legt het verband tussen de bouw van de dunne darm en zijn opname capaciteit.
13. Je beschrijft de resorptie van wateroplosbare en vetoplosbare stoffen
14. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de verwerking van vetachtige stoffen