This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Gezondheidskunde
H3, H6, H1
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Presentaties
Kort behandelen
H3
H6
H1
Vragen
Slide 2 - Slide
Presentatie
De groepen die nog moeten presenteren zijn:
• Water: Rinad, Hanan, Jasmijn, Hasib en Masti
• Koolhydraten: Daimy, Noortje, Marit, Maram en Selenay
• Mineralen: Amina, Hasna, Jade
• Vitamine: Pien, Lara en Sterre
Slide 3 - Slide
H3: Circulatie
Slide 4 - Slide
Hartkleppen
R
Slide 5 - Slide
Aders
Bloedvaten: Dekweefsel- endotheel
Aders bewegen naar het hart toe.
In de aders zitten kleppen om te voorkomen dat het bloed terug kan.
Slide 6 - Slide
Endocard: dit is de gladde binnenbekleding van het hart, de hartkleppen kun je beschouwen als de plooien van het endocard.
Myocard: dit is de dikste laag van de hartwand. het myocard van de linker ventrikel is het dikst.
Epicard: dit is een dun elastisch laagje dat met het hard is vergroeid. Het vorm het binneste blad van het dubbelwandige hartzakje.
Pericard (hartvlies); dit is het buitenste blad van het hartzakje. Tussen beide bladen zit een ruimte, pericardholte, die gevuld is met vocht. Deze ruimet met vocht dient ervoor dat het hart vrijwel zonder wrijving kan bewegen
De hartwand
Slide 7 - Slide
Hartwerking
Systolische fase – Actieve fase of contractiefase.
Systolische bloeddruk – bovendruk
Diastolische fase – De ontspanningsfase.
Diastolische bloeddruk – onderdruk
Bloeddruk (tensie) – de druk van het bloed tegen de vaatwand aan doordat het bloed in de slagader wordt gepompt.
Slide 8 - Slide
H6: Spijsvertering
Bouwstof, Brandstof, Reguleerde stof
Aanmaak cellen, Leven nodig, Bescherming
Slide 9 - Slide
Wat is spijsvertering?
Het gaat om je basis behoeften -> eten en drinken
Spijs = voedsel
Spijsvertering = voedsel vertering in het lichaam
Spijsverteringskanaal; Mond, keelholte, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm (dit zijn de spijsverteringsorganen)
Slide 10 - Slide
Mondholte
Start het verteren
Speekselkieren, tong en het gebit
Speeksel-> Enzym speekselamylase -> Zetmeel
Koolhydraten-> Amylase
Slide 11 - Slide
Maag (gaster)
Opslag voor voedselbrij
Maagsap -> Bacteriën
Eiwitten
Voedsel zit max 4 uur in je maag
Slide 12 - Slide
DUNNE DARM
(enteron)
Bestaat uit:
Twaalfvingerige darm
Nuchtere darm
Kronkeldarm
Buitenste laag-> Steunweefsel
Binnenste laag-> Dekweefsel
Slide 13 - Slide
Vertering
3 sappen:
1: Pancreassap --> Alvleesklier
2: Gal --> lever
3: Darmsap --> Darmspiertjes
Slide 14 - Slide
De huid
Van buiten naar binnen zijn de huidlagen op te delen in:
Opperhuid-> Dekweefsel
Lederhuid -> Steunweefsel
Onderhuid -> Vet -> Bindweefsel
Slide 15 - Slide
HUIDLAGEN
Slide 16 - Slide
Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen;
1. De alvleesklier produceert spijsverteringssappen 2. De alvleesklier produceert hormonen.
A
I en II zijn juist
B
Alleen I is juist
C
Alleen II is juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 17 - Quiz
Wat voor klieren zijn exocriene klieren?
A
Klieren met afvoerbuis
B
Klieren met en zonder afvoerbuis
C
Klieren zonder afvoerbuis
Slide 18 - Quiz
gal is een vloeistof die helpt bij de vertering van vetten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Wat is de belangrijkste functie van de dunne darm?
A
voedingsstoffen transporteren naar de dikke darm
B
gal aanmaken
C
het kneden van voedselbrij
D
voedingsstoffen opnemen, resorptie
Slide 20 - Quiz
Het lichaam heeft een reserve aan eiwitten opgeslagen in de lever.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën
Slide 22 - Quiz
Wat is de verzamelnaam voor witte bloedcellen?
A
Erytrocyten
B
Leukocyten
C
Trombocyten
Slide 23 - Quiz
De pancreas geeft spijsverteringssappen af aan:
A
ileum / kronkeldarm
B
jejunum/nuchtere darm
C
maag /gaster
D
duodenum/
twaalfvingerige darm
Slide 24 - Quiz
Aders hebben aderkleppen.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat is de taak van slagaders?
A
Zuurstofarm bloed naar het hart brengen.
B
Zuurstofarm bloed naar de organen leiden.
C
Zuurstofrijk bloed naar de organen leiden.
Slide 26 - Quiz
Wat is een functie van de lederhuid?
A
Zorgt voor de verbinding tussen de huid en de onderliggende spieren
B
Voorziet de opperhuid van voeding
C
Deze is warmte isolerend
D
Geeft de onderliggende lagen van de huid bescherming
Slide 27 - Quiz
Welk soort weefsel komt voor in het buitenlaag van het lichaam en als binnen bekleding (holle organen)