This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lezen
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken (vorige les)
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens moet gebruiken (vorige les)
Ik kan de tegenwoordige tijd van werkwoorden goed schrijven
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.
Slide 2 - Slide
groepjes maken
Hoe ging opdracht 1 ?
geef aan in welke groep je wilt
* Ik heb weinig hulp nodig, ik snap het meeste wel. Je kunt aan de slag met 1,2,3a, 3b,5,6, 7, 8, 10a, 10b, 11-2, 11-3, 11-4, 12 van 1.8, overhoor jezelf 1.8, test jezelf 1.8, versterk jezelf 1.8, oefenen dicteewoorden
** ik snap een deel wel en een deel nog niet zo goed, ik kan af en toe hulp gebruiken. Kijk en luister mee met wat je lastig vindt, verder kun je aan de slag met de opdrachten bij een *
*** ik vind het nog lastig, ik kan veel hulp gebruiken, we gaan samen aan de slag
Slide 3 - Slide
hoe gaat deze les? werkwoorden, dicteewoorden
* je kunt aan de slag met opdracht 1,2,3a, 3b,5,6, 7, 8, 10a, 10b, 11-2, 11-3, 11-4, 12 van 1.8, overhoor jezelf 1.8, test jezelf 1.8, versterk jezelf 1.8, oefenen dicteewoorden
** sluit aan bij het deel dat je lastig vindt, verder kun je met de opdrachten verder (zie * ster)
*** we gaan samen de theorie bekijken en oefenen
Slide 4 - Slide
persoonsvorm tegenwoordige tijd, hoe doe je dat ook alweer?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Video
01:40
Maak de stam van de volgende werkwoorden: worden, eten, onthouden, werken, zagen
Slide 7 - Open question
hoe weet je wat erachter komt?
De regels zijn:
ik: alleen de stam
je of jij: er komt een -t achter ( maar niet als het achter de persoonsvorm staat!)
hij, zij, het: er komt een -t achter
wij, jullie, zij: hele werkwoord (infinitief)
Kennen jullie ook lopen en smurfen???
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
04:35
Vul de juiste werkwoordsvormen in: Als jij de vuilniszak nu even (vasthouden), dan (binden ik hem even dicht.
Slide 10 - Open question
05:52
vervoeg het werkwoord op de juiste manier: Mijn broer(vinden) het goed dat ik zijn racefiets (rijden).
Slide 11 - Open question
even oefenen
ik laat eerst de andere dia's zien en dan ga je oefenen.
Slide 12 - Slide
Leerdoelen
Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken (vorige les)
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens moet gebruiken (vorige les)
Ik kan de tegenwoordige tijd van werkwoorden goed schrijven
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.
Slide 13 - Slide
Wat vind je van werkwoorden tegenwoordige tijd?
A
makkelijk, het gaat meestal goed
B
lastig, maar als ik goed oefen en oplet lukt het wel
C
lastig, met hulp lukt het wel
D
lastig, ik leer dit nooit...
Slide 14 - Quiz
https:
Slide 15 - Link
huiswerk
je kunt aan de slag met opdracht 11, 12, 13, 15, 16a, 16b, 16c, 16d, 18a, van 1.8, overhoor jezelf 1.8, test jezelf 1.8, versterk jezelf 1.8