B1 herhaling leesvaardigheid

Planning
herhaling voor de toets
1. tekstdoelen
2. tekstverbanden
3. meningen en argumenten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Planning
herhaling voor de toets
1. tekstdoelen
2. tekstverbanden
3. meningen en argumenten

Slide 1 - Slide

Les 49: Tekstdoelen
Een schrijver schrijft een tekst altijd met een doel. Als je weet wat het tekstdoel is, kun je een tekst beter begrijpen.


Slide 2 - Slide

Les 49: Tekstdoelen
Informatie-tekst: de schrijver wil jou iets leren. 
Voorbeeld: lesboek van een schoolvak of een encyclopedie. 


Slide 3 - Slide

Les 49: Tekstdoelen
Instructie-tekst: de schrijver wil jou iets uitleggen. 
Voorbeeld: een recept of een gebruiksaanwijzing.

Slide 4 - Slide

Les 49: Tekstdoelen
Betogende tekst: De schrijver wil jou overtuigen van zijn mening. 
Voorbeeld: een recensie (die je laatst zelf ook gemaakt hebt!)

Slide 5 - Slide

Les 49: Tekstdoelen
Overhalende tekst: De schrijver wil dat je iets doet of iets koopt.
Voorbeeld: een reclamefolder.

Slide 6 - Slide

Welk tekstdoel heeft een recensie?
A
instructie
B
informeren
C
overhalen
D
betogen

Slide 7 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een atlas?
A
instructie
B
informeren
C
overhalen
D
betogen

Slide 8 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een gebruiksaanwijzing?
A
instructie
B
informeren
C
overhalen
D
betogen

Slide 9 - Quiz

Een recept is een voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Instruerende tekst
C
Betogende tekst
D
Overhalende tekst

Slide 10 - Quiz

Een krant is een voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Instruerende tekst
C
Betogende tekst
D
Overhalende tekst

Slide 11 - Quiz

Een reclame-folder is een voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Instruerende tekst
C
Betogende tekst
D
Overhalende tekst

Slide 12 - Quiz

Welk doel behoort NIET tot de tekstdoelen?
A
betogen
B
instrueren
C
solliciteren
D
informeren

Slide 13 - Quiz

Lees onderstaande tekst.

Slide 14 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij het vorige tekstje?

Slide 15 - Open question

Tekstverbanden
Alinea's in teksten hebben altijd iets met elkaar te maken: er is een verband tussen te vinden. 

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden: die woordjes geven jou een 'signaaltje' met welk tekstverband je te maken hebt.

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden
Tijdsverband: de volgorde waarin dingen gebeuren in de tekst.
signaalwoorden : 'voordat, eerst, nadat, toen, daarna, tot slot, vervolgens, terwijl, ondertussen'

Voorbeeld: 'Eerst stond ik op, toen kleedde ik me aan en daarna ging ik mijn tanden poetsen.'

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden
Opsomming: Verschillende dingen die bij elkaar horen en achter elkaar worden genoemd. 
signaalwoorden : 'ten eerste, ten tweede, en, verder, bovendien, daarnaast, ook'

Voorbeeld: 'Ik hou van pasta en van pizza. Ook eet ik graag vis en bovendien vind ik quiche lekker.'

Slide 18 - Slide

Tekstverbanden
Tegenstelling: Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde gezegd.
signaalwoorden : 'maar, toch, daarentegen, echter, hoewel, integendeel, aan de ene kant... aan de andere kant...'

Voorbeeld: 'Hoewel het erg koud is, moet ik helaas wel naar buiten. Maar gelukkig heb ik een warme jas.'

Slide 19 - Slide

Welk signaalwoord zit in de volgende zin: 'Als ik ga sporten doe ik eerst een aantal opwarmoefeningen'.

Slide 20 - Open question

Welk signaalwoord zit in de volgende zin: 'ik ga vandaag zwemmen en voetballen'.

Slide 21 - Open question

Welk signaalwoord zit in de volgende zin: 'Vandaag moest ik een presentatie geven. Daarna was ik vrij'.

Slide 22 - Open question

Welk signaalwoord zit in de volgende zin: 'hoewel ik heel goed had geleerd, heb ik de toets niet gehaald'.

Slide 23 - Open question

Het signaalwoord 'en' hoort bij...
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdverband
D
Oorzaak-gevolg

Slide 24 - Quiz

Het signaalwoord 'daardoor' hoort bij...
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdverband
D
Oorzaak-gevolg

Slide 25 - Quiz

Het signaalwoord 'bovendien' hoort bij...
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdverband
D
oorzaak-gevolg

Slide 26 - Quiz

Het signaalwoord 'toen' hoort bij...
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdverband

Slide 27 - Quiz

Welk verband zit in de volgende zin: 'We hebben de wedstrijd verloren, maar we hebben ons best gedaan.'
A
Tijdverband
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 28 - Quiz

Welk verband zit in de volgende zin: 'Omdat ik geleerd had, had ik een mooi cijfer voor mijn toets.'
A
Tijdverband
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 29 - Quiz

Meningen en argumenten
Je krijgt zo een tekst, beantwoord de vragen.

Slide 30 - Slide

Aan het werk!
Maken: opdrachten les 57 (blauwe werkboek)
Vraag? Doe me een berichtje via Teams!

Vergeet niet te lezen in je leesboek!

Slide 31 - Slide