What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung
Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Les 11 - Weihnachtsferien und Wiederholung
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
Sprechen über die Weihnachtsferien
Was kommt alles in der Prüfung vor?
Quiz über den Prüfungsstoff.
Slide 2 - Slide
Erzähl, was du in den Weihnachtsferien gemacht hast.
Ich war in den Ferien in/bei ......... mit....
Ich habe in den Ferien ............
Zusammen mit...... habe ich...
An Weihnachten war / habe ich ....
Sylvester habe ich .....
Ich habe viel ......
Slide 3 - Slide
Wat moet je allemaal kennen/kunnen voor de toets?
Slide 4 - Open question
Overzicht stof toets
Naamvallen (1e, 4e en 3e) met behulp van Spickothek toepassen.
Zwakke werkwoorden ( incl. uitzonderingen -d/t, -s, etc.) en diverse tijden (Präsens - Präteritum - Perfekt / t.t - v.t. - v.v.t.)
Woordenschat (Samengestelde lijst). Zowel passief als actief.
Slide 5 - Slide
In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
4e
B
3e
C
2e
D
1e
Slide 6 - Quiz
Welk zinsdeel staat in de 3e naamval
A
Het onderwerp
B
Het meewerkend voorwerp
C
Het lijdend voorwerp
Slide 7 - Quiz
Voorzetsels met de 4e naamval:
A
ohne, nach, zu, gegenüber, bei
B
um, durch, bei, aus
C
durch, ohne, gegen, um, für
D
mit, seit, für, von, bei, gegen
Slide 8 - Quiz
jij in 4e naamval
A
du
B
dir
C
dich
D
dein
Slide 9 - Quiz
Wat is ''ik'' in de 4e naamval?
A
mich
B
dich
C
uns
D
mir
Slide 10 - Quiz
Der Mann kennt ..... Jungen nicht.
A
der
B
das
C
den
D
die
Slide 11 - Quiz
Ich habe ........... Mutter eine Blume geschenkt.
A
meine
B
meinem
C
meines
D
meiner
Slide 12 - Quiz
..... hat ein neues Auto gekauft.
A
Er
B
Ihm
C
Ihn
Slide 13 - Quiz
Der Mann hat ....... (een) schönen Hut (m).
Slide 14 - Open question
Ich gehe mit .......... (jouw) Bruder shoppen.
Slide 15 - Open question
Wat zijn "zwakke"werkwoorden
A
werkwoorden die niet van klank veranderen
B
werkwoorden die van klank veranderen
C
werkwoorden die onregelmatig zijn
D
werkwoorden die vaak ziek zijn.
Slide 16 - Quiz
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 17 - Quiz
Wat zijn de uitgangen van de zwakke werkwoorden?
A
e , st, t, en, t, en
B
e,st,u, ie,t,en
C
e,st,a,an,t,en
D
weet ik niet meer
Slide 18 - Quiz
antworten is een zwak werkwoord
A
wel
B
niet
Slide 19 - Quiz
Zwakke werkwoorden:
Ich _____ gerne.
A
back
B
backe
C
backst
Slide 20 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst
Slide 21 - Quiz
Zwakke werkwoorden:
Ich _____ viel.
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden
Slide 22 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heißst
Slide 23 - Quiz
Zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
Slide 24 - Quiz
Hoe vorm je de verleden tijd van zwakker werkwoorden in het Duits?
A
ge+stam+(e)t
B
stam+(e)t+uitgang Feesttenten
C
verledentijdsstam+de
D
klinker verandering + Feesttenten
Slide 25 - Quiz
Mein Bruder ......... im Supermakrt
A
arbeiteste
B
arbeitete
C
arbeitet
D
arbeitte
Slide 26 - Quiz
Ich ......... jahrelang in Aachen.
A
wohntete
B
wohntet
C
wohnte
D
wohnde
Slide 27 - Quiz
Sie .......... ihr Geld jeden Monat
A
teilteten
B
teilten
C
teilen
D
teilte
Slide 28 - Quiz
Ich
Du
Wir
Er/Sie/Es
Ihr
Sie/sie
Lebte
Lebtest
Lebte
Lebten
Lebten
Lebtet
Slide 29 - Drag question
Hoe vorm je het voltooid deelwoord (Partizip Perfekt) van zwakke werkwoorden in het Duits ?
A
ge + stam + d
B
ge + stam + ten
C
ge+ stam + t
D
ge + stam + en
Slide 30 - Quiz
Ich habe meine Hausaufgaben
A
gemachen
B
gemacht
Slide 31 - Quiz
Frau Becker ...... Fußball .......... (spielen)
Slide 32 - Open question
Ich habe einen Tisch für uns beide ....... (reservieren)
Slide 33 - Open question
Wat betekent Nachaltigkeit?
A
Nahouden
B
Duurzaamheid
C
Achterstand
D
Gezelligheid
Slide 34 - Quiz
Hoe schrijf je mogen (als in toestemming hebben)
A
mögen
B
dürfen
C
durven
D
mogen
Slide 35 - Quiz
Vertaal ''bovendien''
Slide 36 - Open question
Hoe goed ben je voorbereid op de toets?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 37 - Poll
Wil je nog extra instructie volgende les?
Ja
Nee
Slide 38 - Poll
More lessons like this
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
25 days ago
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
22 days ago
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
Anne Frank, das Hinterhaus
September 2022
- Lesson with
13 slides
by
Anne Frank House
History
Secondary Education
Primary Education
Age 11-13
Anne Frank House
K2 les 2 grammatik + lezen
24 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
29 days ago
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
Anne Frank, ihr kurzes Leben
September 2022
- Lesson with
15 slides
by
Anne Frank House
History
Primary Education
Secondary Education
Age 11-13
Anne Frank House
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
30 days ago
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education