HNE Duits H2 Kapitel 4, les 5

1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
Mittwoch 22. März - 2023
Woche 12 - Frühling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?
*Aktuelles
*Hobby song (sprechen)
*Grammatik
*Wörter






Slide 3 - Slide

This item has no instructions

04:09
1) wanneer heeft deze meneer voor het laatst iets gedronken/gegeten?
2) wat vindt de trainer ervan?
3) welke uitzondering wordt er gemaakt?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

04:28
Waarom mag je zelfs geen water drinken tijdens de Ramadan?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

05:25
Waarom is de Ramadan elk jaar 10 dagen eerder en dus elk jaar op een ander moment?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

06:25
De mevrouw vertelt: wat is er anders in Turkije dan in Duitsland ?
A
Er zijn mensen die er vrij voor nemen.
B
Mensen leven vaak 's nachts en overdag slapen ze.
C
Ramadan duurt daar 10 dagen langer
D
Daar wonen de gezinnen vaak bij elkaar tijdens de Ramadan.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

06:42
Eerder hoorden we al dat Ramadan soms vergeleken wordt met "onze" december feestmaand. In dit fragment wordt er verteld over een andere overeenkomst

Slide 8 - Open question

Er zijn speciale Ramadan kalenders met kadootjes net als de Adventskalenders.
07:09
Wat wordt hier gezegd over "Zähneputzen"

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

08:30
Welke overeenkomst heeft de Ramadan nog meer met de decembermaand?

Slide 10 - Open question

Je ziet je familie vaker!
Deutschland
die Niederlande

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

13

Slide 12 - Video

This item has no instructions

00:52
Was wisst ihr über den Ramadan?

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

01:06
Wat zijn de vijf zuilen van de Islam?
A
geloofsbelijdenis, gebed, vasten, bedevaart en liefdadigheid
B
geloofsbelijdenis, de koran, geen vlees, bidden en geven
C
geloofsbelijdenis, een reis naar Mekka, saamhorigheid, liefdadigheid en bidden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

01:44
Ramadan is naast vasten (en niet roken en geen seks) ook ....

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

02:25
Wat werd hier verteld over de Ramadan in Dubai?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

03:16
Als je niet tijdens de Ramadan kunt vasten dan....

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

03:16
Welke van deze mensen moeten wel vasten.
A
zwangere vrouwen
B
oude mensen
C
reizende mensen
D
vrijgezelle mannen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Was machen wir heute?
*Aktuelles
*Hobby song (sprechen)
*Grammatik
*Wörter






Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Schreibe auf (in deinem Heft) was dein Lieblingshobby ist.
benutze die Wörter aus dem Song / Lernliste (Seite 51) 
(bilde einen Satz = maak een hele zin)
Am liebsten mache ich....
Mein Lieblingshobby ist ... 
Meine Lieblingshobbys sind ... und ...
Ich mag ...
  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Also was haben wir bis jetzt gelernt?
  1. je weet dat er een der-Gruppe is en een ein-Gruppe is
  2. bij de der-Gruppe horen woorden als dies-, jed-, welch- en worden dus op dezelfde manier vervoegd
  3. bij de ein-Gruppe horen kein en alle bezittelijk voornaamwoorden en worden dus op dezelfde manier vervoegd

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

neem nu je Spickzettel bij de hand

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

wat is de 1e naamval van
jullie schrift (o)
A
euer Heft
B
eueres Heft
C
eure Heft
D
eures Heft

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 4e naamval van
welke man (m)
A
welcher Mann
B
welch Mann
C
welches Mann
D
Welchen Mann

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 1e naamval van
dit huis (o)
A
dies Haus
B
dieses Haus
C
dieser Haus
D
diesen Haus

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 4e naamval van
mijn vrouw (v)
A
meine Frau
B
meiner Frau
C
mein Frau
D
meinen Frau

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 3e naamval van
zijn kind (o)
A
sein Kind
B
seinen Kind
C
seinem Kind
D
sein Kind

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 4e naamval van
ieder huis (o)
A
jed Haus
B
jeder Haus
C
jedes Haus
D
jeden Haus

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

wat is de 3e naamval van
onze vaders (mv)
A
unseren Väter
B
unseren Vätern
C
unsere Väter
D
unserer Väter

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Also was haben wir bis jetzt gelernt?
Om te achterhalen of je de 1e, 3e of 4e naamval moet gebruiken zijn er 2 mogelijkheden
1) welke functie heeft het zinsdeel >>> ONTLEDEN
(hoe zat dat ook alweer?) >>>
2) zit er een voorzetsel met een vaste naamval in de zin?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

1e naamval
3e naamval
4e naamval
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
wie/wat  + gezegde?
wie/wat  + gezegde + o
aan/voor wie/wat  + gezegde + o + lv

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Wat moet er op deze plek:
Ich kaufe ......... Kuchen (m, een)
A
ein
B
eine
C
keine
D
einen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op deze plek:
Ich lese .... Buch (o, jouw)
A
dein
B
deines
C
deiner
D
deinem

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op deze plek:
Der Mann kauft .... Hund (deze)
A
dies
B
dieser
C
diesen
D
diesem

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Maak de zin compleet
Anita schenkt d... Kinder (mv) kein... Bananen (mv).

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

NEU dieses Kapitels
PRÄPOSITIONEN (S. 13) + PERSONAL PRONOMEN (S. 21)

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

DOFEGUB
(Hinweis: Präpositionen)

Slide 38 - Mind map

This item has no instructions

Nenne ein deutsches Personalpronomen

Slide 39 - Mind map

This item has no instructions

een voorzetsel kan dus ook de vervoeging van een lidwoord of (vragend/bepalend etc) voornaamwoord bepalen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoorden 1e en 4e
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
u
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hun/hen
u

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Vervang het onderwerp met het pers. vnw in de 1e naamval:
Anja arbeitet jeden Tag. ......... braucht Geld.
A
er
B
sie
C
es

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

............... (ik) komme um 12 Uhr.

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Ich sehe ....... (hem) jeden Tag.
A
er
B
ihn

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Ich kaufe ein Geschenk für ... (jullie)
A
euch
B
ihr
C
ihr
D
sie

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Zij willen ons zien.
Sie möchten ... sehen

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Wo ist Mario? Das Team spielt heute ohne ... (hem)

Slide 47 - Open question

This item has no instructions

du
ich
er
sie
es
wir
ihr
sie/Sie
dich
mich
ihn
es
sie
uns
sie/Sie
euch

Slide 48 - Drag question

This item has no instructions

Hausaufgaben
Übung 9 

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Fahrrad fahren
Fußball spielen
Gymnastik machen
ins Fitnessstudio gehen
joggen
reiten
schwimmen
segeln
Ski fahren
tanzen

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Slide 51 - Slide

This item has no instructions