4vwo herhaling grammatica

• Duits
• WO
• Studiejaar 2

4vwo herhaling grammatica

haben + sein + werden

geslacht

meervoud

regelmatige werkwoorden 

Welke 2 betekenissen heeft
werden?

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.

1. habe
2. bin
3. werde

Ihr ....... das jetzt sagen!

1. wird
2. werdet
3. habt
4. seid

Ariane ............... noch in der Schule.

1. ist
2. wird
3. hat
4. hast

.............. du morgen 10 oder 14 ?

1. wirdst
2. wirst
3. bist
4. hast

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

.............. du morgen 10 oder 14 ?

1. wirdst
2. wirst
3. bist
4. hast

vt haben/sein/werden
Gestern ---- du bei meinem Opa

vt haben/sein/werden
Wenn das Mädchen ihn ansah, ----- er langsam rot

Vt van haben/sein/werden:
Ich ---- pech, das Konzert wurde abgesagt

Thomas ____(haben) Fieber (koorts) ______(haben)

1. hat gehabet
2. habt gehabt
3. hat gehabt
4. hast gehabet

Heleen (is) gestern krank (geworden).

1. bist, geworden
2. ist, gewerden
3. sei, gewerden
4. ist, geworden

 Zwakke of regelmatige werkwoorden  

Lernziel

Du kannst das schwache Verb im Präsens, Imperfekt und Partizip Perfekt verbeugen

Wir starten mit einer Wiederholung!

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/ Sie

-e

-st

-t

-en

-t

-en

Ken je de feesttenten regel nog?

Wat is bijzonder bij de zwakke werkwoorden met een stam op een d/t?

1. extra e
2. bij du, er/sie/es, ihr een extra e
3. bij du+er/sie/es een extra t
4. bij de du-vorm valt de s weg

arbeiten: ich ...

1. arbeite
2. arbeitest
3. arbeitet
4. arbeiten

atmen: er ...

1. atme
2. atmest
3. atmet
4. atmen

reisen: Sie ...

1. reise
2. reist
3. reisest
4. reisen

Der...Die...Das

Grammatik 

Geslacht zelfstandig naamwoord

In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!

In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Die krijgen ook een lidwoord.

m = der/ein Mann

v = die/eine Frau

o = das/ein Kind

mv = die/keine Männer, Frauen, Kinder

Mannelijk (de)

-  Woorden zijn altijd mannelijk als het gaat om een mannelijke persoon of dier:

 Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier

- Altijd mannelijk zijn:

- De dagen v/d week: der Montag, der Dienstag, ... 

- De maanden v/h jaar: der Januar, der Februar, ... 

- De jaargetijden: der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, der Winter

- De dagdelen: der Morgen, der Abend. MAAR: die Nacht

Vrouwelijk (de)

- woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk

 Bv. die Rose, die Tasse

- woorden zijn altijd vrouwelijk als het gaat om een vrouwelijke persoon of dier:

 Bv: die Mutter, die Tante, die Schwester, die Lehrerin, die Kuh

- Bovendien zijn woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung ook vrouwelijk.

 Bv: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Lesung

Onzijdig (het)

- Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits

 Bv: das Buch, das Kind, das Dach

- onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen (verkleinwoorden)

 Bv: das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein

der

die

das

Hexe

Winter

Kaninchen

Schwester

Brüderchen

Gemeinschaft

Koch

Schlaflosigkeit

Dächlein

Mädchen

Wat is een voorbeeld van wanneer je het lidwoord "der" gebruikt?

1. Bij kleuren en letters
2. Bij heel veel woorden op -e
3. Bij seizoenen
4. Bij hele werkwoorden (gebruikt als zelfstandig naamwoord)

Wat is een voorbeeld van wanneer je het lidwoord "die" gebruikt

1. Bij telwoorden (gebruikt als zelfstandig naamwoord)
2. Bij dagdelen
3. Bij veel 'het'-woorden
4. Bij automerken

Wat is een voorbeeld van wanneer je het lidwoord "das" gebruikt?

1. Bij de meeste stammen van werkwoorden
2. Bij veel bomen en bloemen
3. Bij kleuren en letters
4. Bij dagen van de week

Waar of niet waar? Bij woorden die beginnen met Ge- en eindigen op -e gebruik je "das"

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar? Bij onder andere woorden die eindigen op -ung, gebruik je "der"

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar? Bij onder andere woorden die eindigen op - ismus, gebruik je "der"

1. Waar
2. Niet waar

....... Osten

1. der
2. die
3. das

...... Essen

1. der
2. die
3. das

Vul het lidwoord in.
______ Oktober

1. der
2. die
3. das

_____ Herbst

1. der
2. die
3. das

_____ Wirklichkeit

1. der
2. die
3. das

_____ Bierchen

1. der
2. die
3. das

_____ Lampe

1. der
2. die
3. das

______ Freundschaft

1. der
2. die
3. das

Het meervoud- die Mehrzahl

Welke vijf regels zijn er voor de meervoudsvorming in het Duits?

mannelijk

onzijdig

vrouwelijk

-s in het meervoud

e + "

+ (e)n

+ e

op -er/-el/-en onveranderd

-innen

-isse

-ern/-eln

-a/-o/-i/-y

Engels/Franse leenwoorden

die Klasse

1. die Klasses
2. die Klasse
3. die Klassen
4. die Klassens

die Leitung

1. die Leitungen
2. die Leitungs
3. die Leitunge
4. die Leitungn

das Mädchen

1. die Mädchens
2. die Mädchennen
3. die Mädchene
4. die Mädchen

die Freundin

1. die Freundinne
2. die Freundinen
3. die Freundinnen
4. die Freudins

das Schaf

1. die Schafs
2. die Schafe
3. die Schafen
4. die Schäfe

der Baum

1. die Baume
2. die Bäume
3. die Baüme
4. die Baumen

das Foto

1. die Fotoe
2. die Fotos
3. die Foton
4. die Foto

die Lehrerin

1. die Lehrerinnen
2. die Lehrerinen
3. die Lehrerin
4. die Lehrerins

der Leser

1. die Leser
2. die Lesere
3. die Lesers
4. die Leseren

das Messer

1. die Messere
2. die Messeren
3. die Messer
4. die Messers

das Programm

1. die Progrämme
2. die Programme
3. die Programmen
4. die Programe