1C 29/09/2022 spelling les 1

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel

Slide 1 - Slide

Spelling
Tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Wat weet je al?
- Instapopdracht
- Uitleg theorie
- Werken aan de opdracht


Aan het einde van de les kan je de persoonsvorm tegenwoordige tijd in enkelvoud en meervoud spellen.  

Slide 3 - Slide

Wat weet je al?

Slide 4 - Slide

Wat weet je al over spelling?
1. Welke regels van de werkwoordspelling ken je nog van de basisschool? 
2. Waarom is het belangrijk dat je goed kunt spellen? 

Wat? Beantwoord de twee vragen die hierboven staan. Schrijf je antwoorden op in je schrift. 
Hoe? Samen met degene die naast je zit. 
Tijd? 5 minuten 
Klaar? Lees alvast de theorie op bladzijde 59 

Slide 5 - Slide

Instap opdracht
Wat? Opdracht 2 op bladzijde 58. Zet alleen de werkwoorden in de tegenwoordige tijd. 
Hoe? Zelfstandig en stil 
Tijd? 5 min 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees alvast de theorie door op bladzijde 59 

Slide 6 - Slide

Theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud 
De persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv-tt-ev) heeft twee vormen: 
  • Vorm 1: de ik-vorm -> Deze vorm haal je door van het hele werkwoord (infinitief) 
    -en af te halen. 
  • Je hebt dan de stam van het werkwoord gemaakt. 
  • In veel gevallen is dat meteen de ik-vorm. 
  • werken - werk; denken - denk, fietsen - fiets 

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud 
Vorm 2: ik-vorm + -t 
  • Deze vorm gebruik je bij je of jij voor de persoonsvorm: Je werkt. Jij blijft

  • Deze vorm gebruik je ook bij hij/zij/het + andere woorden in het enkelvoud: Hij werkt. Ze blijft. De docent vertelt. Mijn moeder rent. 

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud 
Soms moet je de stam een beetje veranderen:
  • loop - lop - ik loop
  • rennen - renn - ik ren
  • verhuizen - verhuiz - ik verhuis
  • leven - lev - ik leef 

De ik-vorm gebruik je:
  • bij ik: Ik werk.
  • bij je of jij achter de persoonsvorm: Werk jij?
  • bij de gebiedende wijs: Werk!

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud 
De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (pv-tt-mv) ziet er hetzelfde uit als de infinitief:
Wij werken. Zij blijven. De kinderen rennen. 

Slide 11 - Slide

Nakijken instap opdracht
Kijk nog eens goed naar je antwoorden. Pas het zo nodig aan, je krijgt hier twee minuten de tijd voor. 

Slide 12 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 59-60
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les. Het is huiswerk voor woensdag 5 oktober
Vragen? Lees nog goed de theorie door.
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk. 

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week woensdag (5 oktober) moet opdracht 4, 5 en 6 op blz 59-60 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda. 

Slide 14 - Slide