Voorbereiding SE 302 3KBL

Voorbereiding SE 302 3KBL
Deel 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding SE 302 3KBL
Deel 2

Slide 1 - Slide

De pv in enkelvoudige zinnen
De persoonsvorm (pv) is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen.
De persoonsvorm staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt).


Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd
ik-vorm bij ik
ik werk, loop ik
ik-vorm je/jij achter de pv
word je, luister jij
ik-vorm + t voor de rest
jij vindt, meneer Soares werkt, Lisa fietst
het hele werkwoord (infinitief)
wij slapen, de leerlingen lachen





Slide 2 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd

Zwakke werkwoorden:
ik-vorm + de
Jordy gooide, de appeltaart verbrandde
ik-vorm + te
ik kookte, mijn vader sportte
ik-vorm + den
jullie slenterden, alle kinderen raadden
ik-vorm + ten
de wandelaars sjokten, wij praatten

Sterke werkwoorden veranderen van klank. Je schrijft ze zo kort mogelijk.
Bijvoorbeeld: ik kocht, mijn vrienden vonden, de collega’s bedachten, Tommie werd.




Slide 3 - Slide

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?
timer
0:15
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 4 - Quiz

Spelling: pv tegenwoordige tijd

Welke zin is goed gespeld?

timer
0:15
A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 5 - Quiz

De regel van 't ex-kofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT (verleden tijd) en de speling van het voltooid deelwoord
B
spelling van werkwoorden in TT (tegenwoordige tijd)
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste spelling in de
verleden tijd?
Ik .... mijn oma.

A
miste
B
misde
C
misten
D
misden

Slide 7 - Quiz


Kies de juiste spelling van de pv in de verleden tijd.

A
Ik schrobte
B
Ik schrobde

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
vergiste
B
vergisten
C
vergistte
D
vergistten

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste spelling van de persoonsvorm, let op: is het onderwerp enkelvoud of meervoud?

De hele klas ... (storen) zich aan het lawaai op de gang.
A
stoort
B
storen

Slide 10 - Quiz

Formuleren: enkel- of meervoud?
Let goed op, of het deel van de zin waarnaar je verwijst enkelvoud of meervoud is. Meestal is dat makkelijk te zien:
Het paard staat in de wei. Hij graast rustig.
De auto’s zijn gerepareerd. Ze staan in de garage.
Bij woorden als: ‘politie’, ‘personeel’, ‘menigte’ of ‘kudde’. Deze woorden verwijzen allemaal naar een grote groep mensen of dieren. Toch zijn ze allemaal enkelvoud.



Slide 11 - Slide

Fouten in enkelvoud en
 meervoud
Formuleren 


Slide 12 - Slide

Het enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm hangt af van het enkelvoud of meervoud van […].
A
onderwerp
B
gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Thijs en Lucas fietsen samen naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 14 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Wij gaan dit weekend eten bij de buren.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 15 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

De kudde schapen liep / liepen op de dijk.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 16 - Quiz

De persoonsvorm kan in enkelvoud en meervoud staan
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Grammatica Woordsoorten

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Nu zelf oefenen
Nieuw Nederlands online
Trainen

Slide 20 - Slide