H6 spelling en formuleren week 36

Welkom!

Mijn weekend in drie woorden: 
voetbal, maasvlakte, ijsjes
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom!

Mijn weekend in drie woorden: 
voetbal, maasvlakte, ijsjes

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Inloggen nieuwe methode
Starten met H6 spelling en formuleren
Donderdag: boek kiezen voor de vergelijkingsopdracht 
(overleg altijd met de docent of jouw gekozen boek geschikt is)

Slide 2 - Slide

Inloggen bij Talent
Ga naar Magister en klik op leermiddelen
Klik op Talent
Voeg de klascode toe:
5h.netl2 499936
5h.netl3 986644

Slide 3 - Slide

Kijkje in de methode
laptops dicht en kijk maar even mee...

Tijdens de lessen zal ik verschillende onderwerpen aan bod laten komen. Wil je de volgende les een specifiek onderdeel behandelen, omdat dat lastig is? Laat het weten en ik regel een uitleg.

Slide 4 - Slide

Taalverzorging
Spelling is een vaardigheid, moet je trainen, heeft tijd nodig.

https://beterspellen.nl/website/index.php
Account aanmaken, aanmelden voor dagelijkse test, niveau 3F

Slide 5 - Slide

Stijlquiz
Ter voorbereiding op:
- Schrijfvaardigheid en dus ook het CE

Slide 6 - Slide

Ik geef een kopje koffie aan...
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 7 - Quiz

.... hebben toentertijd de juiste beslissing genomen.
A
Hun
B
Zij
C
Hen

Slide 8 - Quiz

Ik heb het ... gisteren nog verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 9 - Quiz

Ik heb het van .... gehoord.
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 10 - Quiz

Ik geef ... een kopje koffie
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 11 - Quiz

Zij zijn slimmer .............. wij.
A
dan
B
als

Slide 12 - Quiz

Jullie eten meer ............ wij.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Evi heeft dezelfde schoenen........Isa
A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

Ik ben bijna net zo goed .........
A
als jij
B
als jou
C
dan jij
D
dan jou

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste antwoord: ... is het allermoeilijkste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat/ dat
B
wat / dat
C
wat / wat
D
dat / wat

Slide 16 - Quiz

Dat is iets ___ je niets aangaat.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 17 - Quiz

Dat is het enige vak ... ik boeiend vind.
A
dat
B
wat

Slide 18 - Quiz

Neem kleding mee, ____ vies mag worden
A
die
B
dat
C
wat

Slide 19 - Quiz

Aron gaf mij een groot cadeau...
ik erg aardig vond.
A
dat
B
wat

Slide 20 - Quiz

Wij vinden als … dat de lessen later zouden moeten beginnen.

A
enigen
B
enige

Slide 21 - Quiz

Van de zoogdieren waren de aapjes de......die niet onder het transport geleden hadden.
A
enige
B
enigen

Slide 22 - Quiz


Lees ..................hoofdstukken.
A
beide
B
beiden

Slide 23 - Quiz

........... zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 24 - Quiz

...... mensen houden van drop.
A
sommige
B
sommigen

Slide 25 - Quiz

Ik vind van planten leuk dat ........................met de zon meedraaien.
A
sommige
B
sommigen

Slide 26 - Quiz

De honden werden .......... uitgelaten.
A
alle
B
allen

Slide 27 - Quiz

Ik heb van .... docent geen mail ontvangen.
A
jou
B
jouw

Slide 28 - Quiz

Heb ik van ... een mail ontvangen?
A
jou
B
jouw

Slide 29 - Quiz

Aan de slag!
Talent: 
Maak paragraaf 6.1 t/m 6.3

Binnen 20 minuten klaar? Maak dan een paragraaf naar keuze.


timer
20:00

Slide 30 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 31 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
havo-leerling
B
havo leerling
C
havoleerling

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 35 - Quiz

werkwoordspelling

A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 36 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 37 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Het gebeurt vaak dat ze valt.
B
Het gebeurd vaak dat ze valt.

Slide 38 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 39 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 40 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant.

Slide 41 - Quiz

Aan de slag!

Ga verder met de opdrachten van Talent.

Eind van deze week moet je ongeveer halverwege de opdrachten zijn. 
timer
10:00

Slide 42 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 43 - Slide