Taal herhaling

Taal herhaling
Aanwijzend voornaamwoord
Bijvoegelijke naamwoord
Hoofdzin en Bijzin
puntkomma
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal herhaling
Aanwijzend voornaamwoord
Bijvoegelijke naamwoord
Hoofdzin en Bijzin
puntkomma

Slide 1 - Slide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Ik schrijf het op dat kleine blaadje.
A
Ik
B
het
C
dat
D
kleine

Slide 2 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Dat doosje stop ik diep in de la.
A
Dat
B
ik
C
de
D
la

Slide 3 - Quiz

Welke aanwijzend voornaamwoord past in de zin?
... speelgoed hier ik leuk.
A
Dat
B
Die
C
Deze
D
Dit

Slide 4 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord past in de zin?
hier in ... zaal staan oude radio's
A
Dat
B
Die
C
Deze
D
Dit

Slide 5 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Dat zijn unieke exemplaren.
A
Dat
B
zijn
C
unieke
D
exemplaren

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Ik ga een rare maar leuke hobby van mijn ouders onthullen.
A
rare
B
leuke
C
hobby
D
mijn

Slide 7 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
We hebben oude hoeden, bijzondere hoeden en gekke hoeden.
A
oude
B
bijzondere
C
gekke
D
hoeden

Slide 8 - Quiz

Waaruit bestaat de zin?
Harald verstopt zich eerst en hij spoort Guno aan goed te zoeken.
A
twee hoofdzinnen
B
Hoofdzin + bijzin

Slide 9 - Quiz

Waaruit bestaat de zin?
Hij kan zich achter dat beeld verstoppen, of hij verstopt zich in het café.
A
twee hoofzinnen
B
Hoofdzin + bijzin

Slide 10 - Quiz

Waaruit bestaat de zin?
Zij zit al in het restaurant, omdat ze honger heeft.
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofdzin + Bijzin

Slide 11 - Quiz

Staat de puntkomma goed in de zin?
Het is hier druk; we kunnen nergens anders heen.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Staat de ; goed in de zin?
Het schilderij hangt scheef; maar dat kan niemand iets schelen.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Staat de ; goed in de zin?
De kaartjes voor het museum zijn duur; maar ik heb ze toch gekocht.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Welke aanwijzend voornaamwoord past in de zin?
Dan stop ik het in ... doosje.
A
Dat
B
Die
C
Deze
D
Dit

Slide 15 - Quiz

Wat is het bijvoeglijke naamwoord?
Dit is een coole cap, maar geen passende!
A
coole
B
cap
C
geen
D
passende

Slide 16 - Quiz

Wie is er klaar voor de toets?
Ja ik ben klaar voor de toets!
Ik moet nog leren voor de toets!

Slide 17 - Slide