Les 14

Les 14
We oefenen het
-aanwijzend voornaamwoord
bijvoeglijk naamwoord
hoofdzin en bijzin
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les 14
We oefenen het
-aanwijzend voornaamwoord
bijvoeglijk naamwoord
hoofdzin en bijzin

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Een aanwijzend voornaamwoord...
A
geeft aan van wie iets of iemand is
B
is een woord dat iets of iemand aanwijst
C
vervangt soms een zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Hij heeft dit boek gelezen.
A
dit
B
boek
C
hij
D
deze

Slide 5 - Quiz

in welke zin staat geen aanwijzend voornaamwoord?
A
Ik vind zulke dieren echt eng.
B
Dat doen jullie al erg goed, top!
C
Wij zijn aan het oefenen voor de toets van taal.
D
Die toets doen we donderdag.

Slide 6 - Quiz

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 7 - Quiz

Ik rende keihard naar beneden, zodat ik weinig tijd zou verliezen.
A
hoofdzin+hoofdzin
B
hoofdzin+bijzin
C
bijzin+hoofdzin

Slide 8 - Quiz

Elif zwaait uit het raam, want ze ziet Jorinde lopen.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 9 - Quiz

Omdat Daan vandaag jarig is, heeft Mitch zin in taart.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 10 - Quiz

Omdat hij uitgegleden was, ben ik hulp gaan halen.
A
hoofdzin+hoofdzin
B
hoofdzin+bijzin
C
bijzin+hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
Verwerken taal
extra bij les 2
extra bij les 4
extra bij les 7
extra bij les 9
timer
1:00

Slide 12 - Slide