Mavo 3 Signaalwoorden en hun verband

Signaalwoorden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

welke Franse signaalwoorden ken je al?

Slide 2 - Mind map

Tegenstelling
malgré = ondanks
au lieu de = in plaats van
 pourtant = toch, echter
cependant = toch, echter
mais = maar
par contre = daarentegen
quand même = toch
 

Slide 3 - Slide

Wat betekent: par contre
A
daarentegen
B
maar
C
in plaats van
D
ondanks

Slide 4 - Quiz

Wat betekent: cepandant
A
omdat
B
toch, echter
C
want
D
dus

Slide 5 - Quiz

Bevestiging
sûrement = zeker
certainement = zeker
en effet = inderdaad, zeker 
évidemment = natuurlijk, vanzelfsprekend
 

Slide 6 - Slide

Wat betekent: sûrement
A
in het bijzonder
B
zelfs
C
zeker
D
vervolgens

Slide 7 - Quiz

Wat is: en effet
A
toch
B
inderdaad, zeker
C
ten eerste
D
natuurlijk

Slide 8 - Quiz

Wat is: évidemment
A
toch
B
inderdaad, zeker
C
maar
D
natuurlijk, vannzelfsprekend

Slide 9 - Quiz

Reden / Verklaring
c'est à dire = dat wil zeggen 
car = want 
parce que = omdat 
c'est pourquoi = daarom 
à cause de = vanwege
la conséquence = het gevolg
expliquer = verklaren

Slide 10 - Slide

Wat is "parce que
A
Want
B
Daarom
C
Omdat
D
Dat wil zeggen

Slide 11 - Quiz

Wat is: C'est pourquoi...
A
maar
B
Daarom
C
Omdat
D
Dat wil zeggen

Slide 12 - Quiz

Wat is: Car
A
Want
B
Daarom
C
Omdat
D
Dat wil zeggen

Slide 13 - Quiz

Wat is "c'est à dire"
A
Want
B
Daarom
C
Omdat
D
Dat wil zeggen

Slide 14 - Quiz

Opsomming
d'abord = ten eerste
premièrement = in eerste plaats
ensuite = dan, vervolgens
puis = daarna
après = daarna
de plus / en plus = bovendien
finalement = ten slotte
et = en

Slide 15 - Slide

Wat is "premièrement"
A
vervolgens
B
dan
C
daarna
D
in eerste plaats

Slide 16 - Quiz

Wat is "ensuite"
A
in eerste plaats
B
ten slotte
C
dan / vervolgens
D
bovendien

Slide 17 - Quiz

Wat is "finalement"
A
vervolgens
B
dan
C
daarna
D
ten slotte

Slide 18 - Quiz

Wat is "de plus"
A
in eerste plaats
B
ten slotte
C
daarna
D
bovendien

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord geeft GEEN TEGENSTELLING aan?
A
malgré
B
pourtant
C
sûrement
D
mais

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord geeft GEEN OPSOMMING aan?
A
car
B
d'abord
C
de plus
D
ensuite

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord geeft GEEN BEVESTIGING aan?
A
sûrement
B
evidemment
C
certainement
D
par contre

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord geeft GEEN REDEN/VERKLARING aan?
A
sûrement
B
parce que
C
c'est pourquoi
D
car

Slide 24 - Quiz

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 
Opsomming
Reden
verklaring
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 25 - Drag question

Wat betekent: par contre
A
Sinds
B
Maar
C
Bijvoorbeeld
D
Daarentegen

Slide 26 - Quiz

Wat betekent: Mais
A
Sinds
B
Maar
C
Bijvoorbeeld
D
Daarentegen

Slide 27 - Quiz

verbind het signaalwoord met de juiste vertaling
daarentegen
dus
echter/ toch
om die reden/ daarom
vanwege/door
maar
bijvoorbeeld
en
par contre
donc
pourtant
c'est pourquoi
à cause de
mais
par exemple
et

Slide 28 - Drag question

Il y a des questions ?

Slide 29 - Slide